Grounded theory eenvoudig toepassen in je scriptie
Met de grounded theory-methode van Strauss en Glaser kun je een nieuwe wetenschappelijke theorie ontwikkelen over je onderwerp die gebaseerd (gegrond) is op data die je verzamelt met kwalitatief en/of kwantitatief onderzoek.
Je doorloopt hierbij een cyclus van dataverzameling, -analyse en reflectie om categorieën te formuleren waarin je de data indeelt, totdat je theoretische saturatie bereikt. Vervolgens ontwikkel je een theorie die je test met behulp van wetenschappelijke literatuur.
Als de theorie niet door bestaande literatuur of nieuwe data ontkracht wordt en daarmee stand houdt, kun je het onderzoek afronden. Zo niet, dan moet je opnieuw data verzamelen en analyseren om een valide theorie te ontwikkelen.
Inhoudsopgave
- Circulair stappenplan om grounded theory toe te passen
- Bedenk een conceptuele theorie
- Bepaal de doelgroep en trek een selecte steekproef
- Verzamel data tot theoretische saturatie ontstaat
- Data coderen met de grounded theory-methode
- Je theorie aanscherpen of herformuleren
- Ga na of je nieuwe theorie standhoudt
- Belangrijke concepten bij grounded theory
- Literatuur over grounded theory
Circulair stappenplan om grounded theory toe te passen
Onderzoek uitvoeren volgens de grounded theory-methode is geen lineair maar een circulair proces, waarbij je stappen meermaals doorloopt. Dit maakt de methode complexer dan veel andere onderzoeksmethoden.
Je begint met een conceptuele theorie die functioneert als hypothese die je met je onderzoek specificeert en uiteindelijk test. Om de testfase te bereiken, doorloop je eerst de volgende stappen, die je indien nodig herhaalt om een specifiek onderwerp of probleem te onderzoeken.
We leggen deze stappen uit aan de hand van een voorbeeld om de methode concreter te maken. Deze voorbeeldsituatie gaat over “Pijn na een beenbreuk”.
Stap 1: Bedenk een conceptuele theorie
Verzamel informatie over je onderwerp in de literatuur en baseer daarop een conceptuele theorie. Aan de hand hiervan weet je beter waarover je precies data moet verzamelen en hoe je deze data kunt analyseren.
Deze theorie scherp je later in het proces waarschijnlijk aan op basis van je dataverzameling en -analyse.
Stap 2: Bepaal de doelgroep en trek een selecte steekproef
Ga eerst na wie je doelgroep is en zet vervolgens een selecte steekproef op waarmee je je respondenten selecteert. Het kan zijn dat je nadat je data hebt verzameld, erachter komt dat je de steekproef moet vergroten.
Houd er rekening mee dat je tot je jouw theorie kunt bevestigen, je alle stappen mogelijk moet herhalen.
Stap 3: Verzamel data tot theoretische saturatie ontstaat
Hiervoor kun je enquêtes, interviews, focusgroepen of andere dataverzamelingsmethoden gebruiken. Bepaal hoe je het beste de informatie verkrijgt die jij nodig hebt om een theorie te ontwikkelen over je onderwerp.
Zodra je met je dataverzamelingsmethode geen nieuwe informatie meer verkrijgt en je hiermee geen nieuwe categorieën meer kunt definiëren, is er sprake van theoretische saturatie (verzadiging). Dit is het moment dat je kunt beginnen met je data-analyse.
Als je tijdens je data-analyse in de volgende stap ergens tegenaan loopt dat je nog niet kunt verklaren, verzamel je nieuwe data en/of stel je nieuwe categorieën op. Zo ga je verder tot er echt geen nieuwe categorieën meer te definiëren zijn.
Vervolgens bedenk je wie deze vraag zou kunnen beantwoorden en kom je uit bij een arts. Nadat je het interview met deze arts hebt geanalyseerd, weet je dat een fractuur meer pijn veroorzaakt dan een eenvoudige breuk.
De categorie “soort beenbreuk” ontbrak nog in je onderzoek. Dit helpt je te definiëren welke pijnklachten bij welke breuk horen. Nadat je deze verdeling hebt gemaakt, ontdek je geen nieuwe categorieën meer tijdens de benodigde extra dataverzameling en -analyse. Nu heb je theoretische verzadiging bereikt.
Memo’s bijhouden
Je reflecties over de dataverzameling en -analyse schrijf je op in memo’s (aantekeningen). Hiermee documenteer je je gedachteproces tijdens het onderzoek en biedt je inzicht in je besluitvormingsproces die leidt tot je nieuwe theorie.
Je voegt uiteindelijk je memo’s toe aan je bijlage, zodat je onderzoek herhaalbaar en daarmee betrouwbaar en valide is.
Stap 4: Data coderen met de grounded theory-methode
Als je gebruikmaakt van grounded theory, codeer je je data meestal op drie manieren: eerst open, dan axiaal en tot slot selectief.
1. Open coderen
Geef open codes aan woorden of zinsdelen (quotes) uit je interviewtranscripties of enquêtes en baseer je hierbij op de volgende vragen:
- Wat is het fenomeen? – Waarover gaat het?
- Wie is erbij betrokken? Welke rol hebben de betrokkenen en hoe gedragen ze zich?
- Wanneer is het gebeurd? Hoe lang duurt het? Waar vindt het plaats?
- Hoeveel? Hoe zeer?
- Waarom treedt dit fenomeen op?
- Waartoe dient het?
- Waardoor kan het veranderd worden?
Schrijf de codes op naast de quotes en noteer daarbij de bovenstaande vragen die hierop van toepassing zijn in combinatie met de antwoorden die je kunt geven op basis van het gehele interview. Hierna kun je eventueel de codes verdelen in concepten.
De gehele analyse neem je op in je memo’s.
Quote uit het interview | Vragen en antwoorden | Open codes |
---|---|---|
“Mijn been doet heel erg pijn sinds ik het bij een skiongeluk gebroken heb.” |
|
Sterke pijn
Skiën Beenbreuk |
“Mijn been dat ik gebroken heb toen ik het raam schoon maakte doet bijna geen pijn, ook al is het gebroken.” |
|
Lichte pijn
Raam schoonmaken Beenbreuk |
Codes: Skiën en raam schoonmaken = Concept: omstandigheden
Herformulering theorie: Een beenbreuk kan plaatsvinden onder verschillende omstandigheden en leiden tot verschillende pijnwaarnemingen. In overeenstemming hiermee zijn verschillende behandelingen nodig om de klachten tegen te gaan.
2. Axiaal coderen: categorieën opstellen
Axiaal coderen heeft tot doel om categorieën op te stellen. Dit doe je door op verschillende manieren te kijken hoe open codes en concepten met elkaar verbonden zijn. Hierbij gebruik je een codeerparadigma, waarbij je categorieën opstelt met betrekking tot:
- Het fenomeen dat je bestudeert
- De omstandigheden met betrekking tot dat fenomeen (de context, onderbrekende, structurele en oorzakelijke omstandigheden)
- Actie- en interactie-strategieën die bedoeld zijn om het probleem te managen
- De consequenties van deze acties en interacties gerelateerd aan het fenomeen
Zo ontstaat een netwerk van categorieën die met elkaar in verband staan, met als centraal punt het fenomeen dat je onderzoekt. Wederom schrijf je al je waarnemingen op in je memo’s.
Deze beenbreuk leidt tot verschillende soorten pijn en dit is gebonden aan bepaalde omstandigheden. Zo kan de beenbreuk verbonden zijn aan tijd (de beenbreuk geneest binnen een bepaalde tijd), een gebeurtenis (het been is tijdens het skiën gebroken) of de omgeving (de beenbreuk wordt in het ziekenhuis behandeld).
Een interactiestrategie om de pijnwaarneming te bestrijden, kan bestaan uit pijnstillers en de consequentie hiervan is vervolgens een vermindering van de pijn.
Categorieën: Pijnwaarneming, tijd, gebeurtenis, omgeving, pijnstillers, consequenties.
3. Selectief coderen
Wanneer je selectief codeert, verbind je de axiale categorieën met elkaar tot er kerncategorieën ontstaan. Hierbij is het mogelijk dat een axiale categorie al veel verbanden heeft met alle andere categorieën, waardoor deze als kerncategorie kan worden ingezet.
Wanneer dit niet zo is, stel jezelf dan voor dat de axiale categorieën samen een verhaal vormen. Bekijk de categorieën samen en vraag jezelf af wat de kern van dat verhaal is om tot een kerncategorie te komen.
Je zou daarom deze twee categorieën kunnen samenvoegen onder de kerncategorie pijnmanagement.
Stap 5: Je theorie aanscherpen of herformuleren
Op basis van je dataverzameling en -analyse kun je testen of je conceptuele theorie standhoudt, je conceptuele theorie verder aanscherpen of een nieuwe theorie formuleren.
Herformulering theorie in codeerfase: Een beenbreuk kan plaatsvinden onder verschillende omstandigheden en leiden tot verschillende pijnwaarnemingen. In overeenstemming hiermee zijn verschillende behandelingen nodig om de klachten tegen te gaan.
Aangescherpte nieuwe theorie: Bij een beenbreuk is de pijnwaarneming van de patiënt afhankelijk van de omstandigheden waaronder de beenbreuk is ontstaan en geneest. Op basis van deze verschillende omstandigheden kan het pijnmanagement worden ingericht.
Aanbevelingen die voortkomen uit de nieuwe theorie:
- In het geval van voorwaarde X en Y kan gekozen worden voor pijnmanagement Z en E.
- In het geval van voorwaarde A en C, wordt aangeraden pijnmanagementmethoden V en R in te zetten.
Stap 6: Ga na of je nieuwe theorie standhoudt
Nu je een nieuwe theorie hebt geformuleerd, toets je aan de hand van wetenschappelijke literatuur en je memo’s of deze nieuwe theorie waar is. Je kijkt dus of je bewijs kunt vinden dat deze theorie bevestigt of ontkracht.
Als je geen standhoudend bewijs vindt dat je theorie ontkracht, heb je een valide nieuwe theorie ontwikkeld op basis waarvan je suggesties voor vervolgonderzoek kunt doen of zelf vervolgonderzoek kunt doen. Je kunt op basis hiervan ook aanbevelingen doen of een adviesrapport schrijven.
Vind je wel bewijs dat je theorie ontkracht, dan kun je op basis van deze nieuwe kennis nieuwe data verzamelen en analyseren, je theorie verder aanscherpen en weer kijken of de theorie klopt.
Belangrijke concepten bij grounded theory
Nu je weet hoe je grounded theory toepast, willen we graag de belangrijkste concepten verder verduidelijken:
- Theoretische sensitiviteit
- Theoretische steekproeftrekking
- Coderen, categorieën en memo’s
- Theoretische verzadiging
Theoretische sensitiviteit
Dit doelt op jouw vermogen om op basis van data verbanden te leggen, te snappen welke nieuwe data je nodig hebt en theorieën te ontwikkelen. Een theorie ontwikkelen met grounded theory vereist van jou als onderzoeker dan ook een hoge mate van theoretische sensitiviteit.
Theoretische steekproeftrekking (theoretical sampling)
Dit is een manier van data verzamelen om een theorie te creëren waarbij je tegelijkertijd data verzamelt en analyseert.
Met behulp van de theoretische steekproeftrekking ga je steeds op zoek naar nieuwe data die verschilt van de data die je al hebt verzameld, zodat je nog meer informatie en daarmee meer inzicht verkrijgt in het fenomeen waarover je een theorie wilt ontwikkelen.
Codes, categorieën en memo’s
De data analyseer je in het begin woord voor woord en regel voor regel. Deze woorden of zinnen codeer je. Op deze manier kan een kernwoord ook direct als code worden geïdentificeerd.
Op basis van de relaties tussen de codes die je aan de data geeft, ontstaan de categorieën. Dit proces en al je denkprocessen en analysestappen registreer je in je memo’s.
Theoretische verzadiging (saturatie)
Op basis van je analyse ontstaat een netwerk aan categorieën. Stel je voor dat dit een soort spinnenweb is. Hoe dichter dit web is, hoe meer insecten je vangt; hoe dichter het netwerk van categorieën, hoe meer de theorie standhoudt.
Je bereikt theoretische verzadiging wanneer uit de dataverzameling en -analyse geen nieuwe informatie meer naar voren komt.
Literatuur over grounded theory
Als je meer wilt lezen over grounded theory kun je de volgende boeken raadplegen:
- Glaser, B., & Strauss, A. (1967). The discovery of grounded theory: Strategies for qualitative research. Aldine.
- Glaser, B. (1992). Basics of grounded theory analysis. Sociology Press.
- Strauss, A., & Corbin, J. (1994). Grounded theory methodology: An overview. In N. Denzin & Y. Lincoln (Reds.), Handbook of qualitative research (pp. 273–285). Sage Publications.
- Strauss A., & Corbin, J. (1998). Basics of qualitative research – techniques and procedures for developing grounded theory (2e ed.). Sage Publications.
1 reactie
Lou Benders (Scribbr Team)
16 december 2020 om 18:52Ik hoop dat dit artikel je heeft geholpen. Is er nog iets onduidelijk? Ik doe mijn best om vragen en opmerkingen te beantwoorden. :)