Als je verwijst naar wet- of regelgeving, is een verkorte verwijzing in de voetnoot niet altijd nodig. Of je wel of geen voetnoot gebruikt, is afhankelijk van het onderwerp van de tekst, de aard van je regeling en het lezerspubliek van je tekst. Regelingen die bekend zijn bij het grote publiek worden bijvoorbeeld niet opgenomen in een voetnoot.
Wetten en regelingen worden niet opgenomen in de literatuurlijst. In principe is het ook niet nodig om een aparte lijst met wet- en regelgeving toe te voegen, tenzij je onderwijsinstelling anders voorschrijft.
In de Leidraad voor juridische auteurs (Juridische Leidraad) wordt ervoor gekozen om grotendeels aan te sluiten bij de richtlijnen uit het naslagwerk ‘Aanwijzingen voor de regelgeving’ (2018).
Je verwijst naar stukken van het Europees Parlement die al in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn gepubliceerd onder vermelding van de naam van dit Publicatieblad (afkorting: PbEU).
Op 1 januari 2015 is een nieuwe methode ingevoerd om nummers te verbinden aan documenten die in de L-serie van het Publicatieblad worden gepubliceerd. Alle Europese rechtshandelingen worden nu doorlopend genummerd, waardoor alle handelingen een uniek nummer krijgen.
Volgens de Leidraad voor juridische auteurs voeg je een literatuurlijst toe aan langere publicaties (4 pagina’s of langer). Deze lijst bevat volledige bronvermeldingen voor alle boeken, tijdschriften, online bronnen en andere literatuur waarnaar je hebt verwezen in voetnoten. De literatuurlijst met aangehaalde literatuur gaat meestal vooraf aan de bijlagen.
In de lopende tekst verwijs je met nootnummers in superscript (1) naar bronnen. Onderaan op de pagina staan de bijbehorende voetnoten met een verkorte verwijzing, zodat de lezer direct kan zien op welke informatie je je baseert. Ook kun je voetnoten gebruiken voor mededelingen die niet in de hoofdtekst passen of voor extra informatie over een onderwerp.
Jurisprudentieverwijzingen hebben een vaste vorm, waarbij je minimaal de gegevens vermeldt die nodig zijn om de uitspraak te identificeren (instantie, datum en bronvermelding). Het basisformat voor jurisprudentie ziet er als volgt uit:
Format voetnoot
Nummer voetnoot. Afkorting instantie Datum, ECLI.
Voorbeeld voetnoot
1. ABRvS 10 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:525.
Voorbeeld lopende tekst
De partij verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 10 maart 2021.1
Je neemt jurisprudentie niet op in je literatuurlijst. In principe is het ook niet nodig om een jurisprudentielijst op te nemen, omdat de verwijzingen in de voetnoot al volledig zijn. Toch vragen veel onderwijsinstellingen dit wel van hun studenten en in dat geval is het belangrijk om die richtlijnen te volgen.
In de Leidraad voor juridische auteurs (Juridische Leidraad) wordt aangeraden om in de lopende tekst zo min mogelijk afkortingen te gebruiken, tenzij ze bekend zijn bij de meeste lezers. In de voetnoot probeer je daarentegen juist zo veel mogelijk afkortingen te gebruiken om de voetnoot bondig te houden.
Volgens de Leidraad voor juridische auteurs (Juridische Leidraad) moet je het gebruik van hoofdletters zo veel mogelijk beperken. Naast hoofdletters bij eigennamen of het begin van een zin zijn er slechts enkele gevallen waarin een hoofdletter wordt geadviseerd.
Volgens de Juridische Leidraad gebruik je alleen hoofdletters in de volgende gevallen:
De verkorte verwijzing naar een boek (in de voetnoot) bestaat uit de achternaam van de auteur, het jaartal van publicatie en eventueel een paginanummer of onderdeelnummer.
In de literatuurlijst bestaat de bronvermelding uit de verkorte verwijzing (dikgedrukt, maar zonder afsluitende punt en paginanummer) en op de volgende regel de volledige verwijzing.
Die volledige verwijzing bevat volgens de Leidraad voor juridische auteurs de initialen en achternaam van de auteur, de titel en subtitel van het boek (cursief, regulier hoofdlettergebruik), eventueel een serienaam en -nummer (tussen haakjes), de plaatsnaam, de naam van de uitgever, en het jaartal.
Format voetnoot
Nummer voetnoot. Achternaam Auteur Jaartal, p. Paginanummer.
Format literatuurlijst
Verkorte verwijzing [zonder punt en paginanummer] Initialen Auteur. Achternaam Auteur, Titel boek. Subtitel (Serienaam en -nummer), Plaats van uitgave: Uitgever Jaartal.
Voorbeeld literatuurlijst
Zonnenberg 2019
L.H.M. Zonnenberg, Het verrekenbeding (Recht en praktijk – Personen- en familierecht, deel 1), Deventer: Wolters Kluwer 2019.
De verkorte verwijzing naar een artikel uit een (wetenschappelijk) tijdschrift (in de voetnoot) bestaat uit de achternaam van de auteur, de afkorting van het tijdschrift (cursief), het jaartal van publicatie en de vindplaats in de jaargang (publicatienummer). Het afleveringsnummer vermeld je alleen als het tijdschrift niet per jaargang doorlopend genummerd is.
In de literatuurlijst bestaat de bronvermelding uit de verkorte verwijzing (dikgedrukt, maar zonder afsluitende punt) en op de volgende regel de volledige verwijzing.
Die volledige verwijzing bevat volgens de Leidraad voor juridische auteurs de initialen en achternaam van de auteur, de titel en subtitel van het artikel tussen enkele aanhalingstekens, de afkorting van het tijdschrift (cursief), het jaartal en het publicatienummer (indien aanwezig), het afleveringsnummer en het paginabereik.