Bezittelijke voornaamwoorden: Is het hen of hun scriptie?
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als hun, haar, zijn, mijn, jouw en ons. Ze geven een bezitsrelatie aan tussen een persoon en een zelfstandig naamwoord.
Behalve in het voorwoord en in de reflectie, mag je in de meeste gevallen mijn en ons niet gebruiken in je scriptie. Zijn, haar en hun mogen wel vrijwel altijd worden gebruikt.
Regel | Fout | Goed |
---|---|---|
Zijn of haar | Het bestuur heeft haar plannen gewijzigd. | Het bestuur heeft zijn plannen gewijzigd. |
Hun of hen | Aan hen mening werd waarde gehecht. | Aan hun mening werd waarde gehecht. |
Mijn, m’n of me | Tot slot wil ik me begeleiders bedanken. | Tot slot wil ik mijn begeleiders bedanken. |
Jou of jouw | “Jou rechten zijn van belang,” zei de advocaat. | “Jouw rechten zijn van belang,” zei de advocaat. |
Tip: Gebruik onze gratis Grammatica Check om te controleren of je tekst vrij is van grammaticale, spellings- en interpunctiefouten.
Zijn of haar
Waarom is “de afdeling en zijn medewerkers” fout?
“De afdeling” is een vrouwelijk woord. Daarom mag je hiernaar niet verwijzen met “zijn”. Hierbij maakt het niet uit of medewerkers zich identificeren als man, vrouw of een ander gender.
Herkennen van fouten met “zijn” en “haar”
Fout | Goed |
---|---|
De instelling heeft zijn nieuwe doelstellingen op een rij gezet. | De instelling heeft haar nieuwe doelstellingen op een rij gezet. |
Een succesvolle organisatie waardeert zijn medewerkers. | Een succesvolle organisatie waardeert haar medewerkers. |
Het bedrijf kan haar schulden niet betalen. | Het bedrijf kan zijn schulden niet betalen. |
Ezelsbrug: Fouten met zijn of haar voorkomen
Een het-woord is onzijdig en hierbij hoort altijd het bezittelijk voornaamwoord “zijn”. Een de-woord krijgt “zijn” of “haar”, afhankelijk van het geslacht van het zelfstandig naamwoord. Dat geslacht kun je vinden in het woordenboek.
Voorbeeld | Mannelijk of vrouwelijk? | Dus … |
---|---|---|
De brigade heeft (zijn/haar) mensen ingezet. | Brigade = vrouwelijk de-woord | De brigade heeft haar mensen ingezet. |
Het gerechtshof heeft (zijn/haar) uitspraak onderbouwd. | Gerechtshof = het-woord | Het gerechtshof heeft zijn uitspraak onderbouwd. |
De afdeling heeft (zijn/haar) resultaten behaald. | Afdeling = vrouwelijk de-woord | De afdeling heeft haar resultaten behaald. |
Hun of hen
Waarom is “ze geeft hen een onvoldoende” fout?
“Hen” mag je alleen gebruiken na een voorzetsel of als lijdend voorwerp. Er staat geen voorzetsel in de voorbeeldzin en “hen” is een meewerkend voorwerp.
Meewerkend voorwerpen herken je doordat je er “aan” voor kunt denken:
Het verwarrende is dat “hun” een bezittelijk voornaamwoord kan zijn (hun boek), maar ook een persoonlijk voornaamwoord (ze geeft hun een onvoldoende).
Het persoonlijk voornaamwoord hun gebruik je alleen als als het om een meewerkend voorwerp gaat.
Herkennen van fouten met hun of hen
Fout | Goed |
---|---|
De auteurs hebben hen artikel gepubliceerd. | De auteurs hebben hun artikel gepubliceerd. |
Dat was voor hun ingewikkeld. | Dat was voor hen ingewikkeld. |
De school gaf hen een vrije dag. | De school gaf hun een vrije dag. |
Aan hun is dat nooit gevraagd. | Aan hen is dat nooit gevraagd. |
Ezelsbrug: Kiezen voor hun of hen
Wanneer gebruik je hun?
“Hun” kun je gebruiken als bezittelijk voornaamwoord. Dan verwijst het woord altijd naar meerdere personen.
Als persoonlijk voornaamwoord kun je “hun” gebruiken wanneer je er een voorzetsel bij kunt bedenken, zoals aan, van of voor. Als er daadwerkelijk een voorzetsel staat, moet je “hen” gebruiken.
Let op: “hun” mag je nooit als onderwerp van de zin gebruiken.
Voorbeelden “hun” als persoonlijk voornaamwoord gebruiken
Wanneer gebruik je hen?
Als er sprake is van bezit, wordt nooit hen gebruikt. Hen gebruik je wanneer er wel een voorzetsel in de zin staat of als het gaat om een lijdend voorwerp.
Voorbeeld | Regel | Dus … |
---|---|---|
Vanaf deze maand hebben (hun/hen) maatregelen effect. | Hen is nooit een bezittelijk voornaamwoord. | Vanaf deze maand hebben hun maatregelen effect. |
Van (hun/hen) wordt verwacht dat ze een dag van tevoren niets eten. | Het voorzetsel van staat in de zin, dan kies je altijd hen. | Van hen wordt verwacht dat ze een dag van tevoren niets eten. |
(Hun/zij) vergeten vaak het lesmateriaal mee te nemen. | Hun is nooit het onderwerp van een zin. | Zij vergeten vaak het lesmateriaal mee te nemen. |
Dat de hotelkamers te duur zijn is duidelijk voor (hun/hen). | Hen wordt gebruikt als er een voorzetsel voor staat. | Dat de hotelkamers te duur zijn is duidelijk voor hen. |
De ICT-afdeling heeft (hun/zijn/haar) computers vervangen. | Hun verwijst altijd naar meerdere personen of instanties. | De ICT-afdeling heeft haar computers vervangen. |
Mijn, m’n of me
Waarom is “me onderzoek” fout?
De juiste vorm is “mijn onderzoek”. Mijn is een bezittelijk voornaamwoord. Me is de onbenadrukte vorm van mij, zoals in “ik heb me vergist” en is nooit een bezittelijk voornaamwoord. Informele bezittelijke voornaamwoorden, zoals “m’n”, gebruik je nooit in academische teksten. “Mij” mag alleen gebruikt worden als er een voorzetsel voor staat: “dit onderzoek is van mij”.
Je mag “ik”, “mij” en “mijn” alleen gebruiken in een voorwoord, reflectie of stageverslag. In de meeste gevallen is de ik-vorm niet toegestaan in andere academische teksten of scriptiehoofdstukken. Raadpleeg de richtlijnen van jouw opleiding of onderwijsinstelling om zeker te weten of je de juiste vorm gebruikt.
Herkennen van fouten met mijn of me
Fout | Goed |
---|---|
Ik heb mij onderzoek afgerond. | Ik heb mijn onderzoek afgerond. |
Dit is gelukt door mijn hier goed op voor te bereiden. | Dit is gelukt door mij hier goed op voor te bereiden. |
Ten slotte wil ik me familie en vrienden bedanken. | Ten slotte wil ik mijn familie en vrienden bedanken. |
Verder wil ik m’n competenties bespreken. | Verder wil ik mijn competenties bespreken. |
Fouten met “mijn” of “me” voorkomen
Wanneer je een bezit aangeeft, zeg je mijn en niet me. “Me” kan eventueel worden gebruikt als onbenadrukte vorm van mij in een informele tekst, dus niet in een scriptie.
Voorbeeld | Regel | Dus … |
---|---|---|
Ik ben tevreden met (mijn/me) scriptie. | Mijn is altijd de bezitsvorm | Ik ben tevreden met mijn scriptie. |
Van (mijn/me) docenten heb ik veel geleerd. | Mijn is altijd de bezitsvorm | Van mijn docenten heb ik veel geleerd. |
Dit onderzoek is (mij/me) goed afgegaan. | Me is informeel taalgebruik | Dit onderzoek is mij goed afgegaan. |
Jou of jouw
Waarom is “ik geef jouw een boek” fout?
Jouw is een bezittelijk voornaamwoord. Het betekent “van jou”. In de zin hierboven wordt gezegd “ik geef [aan] jou een boek”, en daarom moet hier “jou” staan.
Let op: “je”, “jou”, “jij” en “jouw” mag je bijna nooit gebruiken in academische teksten. Hoewel “je” vaak wordt gebruikt, kan het gebruik van “je” worden gezien als spreektaal. Om deze reden kun je de je-vorm het best achterwege laten.
Herkennen van fouten met “jou” en “jouw”
Fout | Goed |
---|---|
Ik heb jou onderzoek met plezier nagekeken. | Ik heb jouw onderzoek met plezier nagekeken. |
Van jou resultaten was ik onder de indruk. | Van jouw resultaten was ik onder de indruk. |
Het is van belang dat het jouw bevalt. | Het is van belang dat het jou/je bevalt. |
Van jouw kan ik op aan. | Van jou kan ik op aan. |
Ezelsbrug: Fouten met jou en jouw voorkomen
“Jouw” kun je altijd vervangen door “van jou”. Jouw onderzoek = het onderzoek van jou. Als je “jouw” niet kunt vervangen door “van jou”, weet je dat je “jou” moet gebruiken.
Als er “jou” staat en je weet niet of het “jouw” moet zijn, kun je checken of dit klopt door na te gaan of “jou” een bezitsrelatie aanduidt.
Dat doe je door te vragen naar “jou” en het zelfstandig naamwoord dat er vaak direct achter staat.
Fout | Van wie …? | Goed |
---|---|---|
Ik heb jou onderzoek met plezier nagekeken. | Het onderzoek van jou?
Ja → jouw |
Ik heb jouw onderzoek met plezier nagekeken. |
Van jou resultaten was ik onder de indruk. | De resultaten van jou?
Ja → jouw |
Van jouw resultaten was ik onder de indruk. |
Ik heb jouw gezien. | Heb ik van jou gezien?
Nee → jou |
Ik heb jou gezien. |
Het is van belang dat het jouw bevalt. | Bevalt het van jou?
Nee → jou |
Het is van belang dat het jou/je bevalt. |
Van jouw kan ik op aan. | Kan ik van van jou op aan?
Nee → jou |
Van jou kan ik op aan. |
Alternatieven voor jou en jouw
Jou en jouw mogen vrijwel nooit in de lopende tekst van een scriptie gebruikt worden, omdat deze vormen spreektaal zijn en omdat je de lezer hiermee direct aanspreekt.
Je mag “jou” en “jouw” wel gebruiken in citaten en in uitgeschreven interviews (transcripties).
Pas de jij-vorm verder altijd aan als je deze vorm tegenkomt in je eigen tekst. Dit kun je onder andere doen door de lijdende vorm te gebruiken.
Fout | Goed |
---|---|
Dit gebeurt als jij je niet aan jouw planning houdt. | Dit gebeurt als een planning niet wordt nageleefd. |
Zoals ik je heb laten zien, zijn de resultaten incompleet. | Zoals naar voren is gekomen, zijn de resultaten incompleet. |
In deze paragraaf lees jij over de omgeving van bedrijf x. | In deze paragraaf wordt de omgeving van bedrijf x besproken. |
Het gebruik van bezittelijke voornaamwoorden in scripties
De bezittelijke voornaamwoorden “jouw” en “jullie” mogen niet voorkomen in de meeste academische teksten, omdat de lezer niet mag worden aangesproken. Ook is “ons” of “onze” te informeel voor in een scriptie, evenals verkorte vormen als “z’n” en “d’r”.
“Haar”, “hem” en “hun” mogen wel vrijwel altijd gebruikt worden.
Veelgestelde vragen
- Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
-
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als hun, haar, zijn, mijn, jouw en ons. Ze geven een bezitsrelatie aan tussen een persoon en een zelfstandig naamwoord.
- Waarom is “me” als bezittelijk voornaamwoord fout?
-
Mijn is een bezittelijk voornaamwoord. Me is de onbenadrukte vorm van mij, zoals in “ik heb me vergist” en is nooit een bezittelijk voornaamwoord. Informele bezittelijke voornaamwoorden, zoals “m’n”, gebruik je nooit in academische teksten. “Mij” mag alleen gebruikt worden als er een voorzetsel voor staat: “dit onderzoek is van mij”.
- Hoe voorkom je spreektaal in academische teksten?
-
Een scriptie die veel spreektaal bevat, kan worden afgekeurd door begeleiders. Probeer daarom te voorkomen dat je:
- Vulwoorden en dubbelingen gebruikt (zoals “tevens ook”)
- Vaag taalgebruik gebruikt (“men zegt dat” – wie is men?)
- De lezer aanspreekt (“je zult zien dat”)
- Uitdrukkingen en gezegden gebruikt (“bloed, zweet en tranen”)
Citeer dit Scribbr-artikel
Als je naar deze bron wilt verwijzen, kun je de bronvermelding kopiëren of op “Citeer dit Scribbr-artikel” klikken om de bronvermelding automatisch toe te voegen aan onze gratis Bronnengenerator.