Wanneer gebruik je jou of jouw? | Voorbeelden & Quiz

Jouw is een bezittelijk voornaamwoord dat altijd wordt gebruikt om aan te geven dat iets van iemand is. Jou is een persoonlijk voornaamwoord dat meestal geen bezitsrelatie uitdrukt. Het kan bijvoorbeeld een meewerkend of lijdend voorwerp zijn en wordt ook vaak gebruikt na een voorzetsel.

Voorbeelden: Jouw in een zin Voorbeelden: Jou in een zin
Mag ik jouw scriptie raadplegen? Ik moet nu gaan, maar ik zie jou vanavond!
Ik heb liever jouw lunch dan die van hem. Ik heb jou ook een cadeautje gegeven.
Jouw moeder is ontzettend aardig. Is dit boek van jou?

Jouw en jou zijn allebei vormen die nadruk geven aan dat woord in de zin. Als dat niet je bedoeling is, kun je beter “je” zeggen. Dit voorkomt ook dat je een fout maakt, aangezien de niet-nadrukkelijke vorm in beide gevallen “je” is. Als je toch jou en jouw wilt gebruiken, is er een ezelsbruggetje.

Probeer de gratis Scribbr Grammatica Check

Van jou of van jouw?

In de meeste gevallen gebruik je na het voorzetsel “van” de vorm jou. Je gebruikt alleen jouw als je daarna nog een zelfstandig naamwoord gebruikt waarbij je een bezitsrelatie wilt uitdrukken.

Voorbeelden: Van jou in een zin Voorbeelden: Van jouw in een zin
Ik had dat niet van jou verwacht. Ik had dat niet van jouw moeder verwacht.
Simon heeft het van jou gehoord. Simon heeft het van jouw oom gehoord.
Hebben we al een antwoord van jou? Hadden we al een antwoord van jouw zus?

Voor jou of jouw?

Ook bij het voorzetsel “voor” gebruik je bijna altijd de vorm jou. Je gebruikt jouw als de vorm gevolgd wordt door een zelfstandig naamwoord waarbij je een bezitsrelatie wilt uitdrukken.

Voorbeelden: Voor jou in een zin Voorbeelden: Voor jouw in een zin
Ik kook graag voor jou. Ik kook graag voor jouw vrienden.
Jack heeft een verrassing voor jou. Jack heeft een verrassing voor jouw vader.
Voor jou maak ik een uitzondering! Voor jouw familie maak ik een uitzondering!

Met jou of jouw?

Bij het voorzetsel “mij” gebruik je meestal de vorm jou, behalve als er een zelfstandig naamwoord volgt waarbij je een bezitsrelatie wilt uitdrukken. In die gevallen gebruik je jouw.

Voorbeelden: Met jou in een zin Voorbeelden: Met jouw in een zin
Lara gaat met jou naar de dokter. Lara gaat met jouw hond naar de dierenarts.
Ik ben erg blij met jou! Ik ben erg blij met jouw boek!
Met jou ga ik graag op pad. Met jouw familie ga ik graag op pad.

Aan jou of aan jouw?

In de meeste gevallen gebruik je jou bij het voorzetsel “aan”, tenzij je een bezitsrelatie wilt uitdrukken met een zelfstandig naamwoord dat erop volgt. In die gevallen gebruik je jouw.

Voorbeelden: Aan jou in een zin Voorbeelden: Aan jouw in een zin
Dave gaf zijn kat aan jou. Dave gaf zijn kat aan jouw buurman.
Aan jou heb ik veel steun gehad. Aan jouw familie heb ik veel steun gehad.
Heeft Adi dat aan jou gevraagd? Heeft Adi dat aan jouw docent gevraagd?

Door jou of jouw?

Het voorzetsel “door” wordt vaak gevolgd door de vorm jou. Alleen als een zelfstandig naamwoord volgt (waarmee je een bezitsrelatie probeert uit te drukken), gebruik je jouw.

Voorbeelden: Door jou in een zin Voorbeelden: Door jouw in een zin
Door jou kwam ik op tijd! Door jouw oplossing kwam ik op tijd!
Was Steven door jou gevallen? Was Steven door jouw toedoen gevallen?
Door jou ben ik kunst gaan waarderen. Door jouw vader ben ik kunst gaan waarderen.

Die van jou of jouw?

Die van jou schrijf je in principe zonder “w” na “jou”. Ook hier geldt dat je alleen jouw gebruikt als er op die constructie nog een zelfstandig naamwoord volgt.

Voorbeelden: Die van jou in een zin Voorbeelden: Die van jouw in een zin
Mag ik die van jou zien? Mag ik die van jouw collega zien?
Steven vindt die van jou beter. Steven vindt die van jouw team beter.
Pauline heeft die van jou gekozen. Pauline heeft die van jouw zus gekozen.

Ezelsbruggetje: jouw of jou

Jou en jouw zijn lastig uit elkaar te houden. Je kunt het beste bepalen of je te maken hebt met een bezittelijk voornaamwoord (jouw) of een persoonlijk voornaamwoord (jou) door het te vervangen door hem of zijn. Bij die twee vormen kun je het verschil namelijk beter horen.

  • Als je het kunt vervangen door het persoonlijk voornaamwoord “hem”, is het “jou”.
  • Als je het kunt vervangen door het bezittelijk naamwoord “zijn”, is het “jouw”.
Ezelsbruggetje: jouw of jou
Roger gaat liever met jou/jouw op vakantie dan met jou/jouw zus.

  • Roger gaat liever met zijn op vakantie dan met hem zus.
  • Roger gaat liever met hem op vakantie dan met zijn zus.

In het eerste geval kan “jou/jouw” alleen worden vervangen door “hem”, dus in dit geval is het een persoonlijk voornaamwoord en moet je jou gebruiken. In het tweede geval kun je “jou/jouw” alleen vervangen door “zijn”, dus is het een bezittelijk voornaamwoord en moet je jouw gebruiken.

  • Roger gaat liever met jou op vakantie dan met jouw zus.

Oefening: Jou of jouw?

Test je kennis over jou en jouw met deze quiz. Vul “jou” of “jouw” in op de stippellijn.

  1. Zei Zoë tegen _______ dat ze de baan heeft afgewezen?
  2. Als ik _______ was, zou ik _______ moeder om raad vragen.
  3. Dolf vertelde toch aan _______ dat hij door _______ toedoen een 10 heeft gehaald?
  4. Mohammad wilde _______ niet teleurstellen.
  5. Ik vind _______ hond leuker dan _______ kat.
  1. Zei Zoë tegen jou dat ze de baan heeft afgewezen?
    • Jou is hier een persoonlijk voornaamwoord (je kunt het vervangen door “hem”), dus voeg je geen w toe.
  1. Als ik jou was, zou ik jouw moeder om raad vragen.
    • De eerste “jou” is een persoonlijk naamwoord (je kunt het vervangen door “hem”), dus voeg je geen w toe.
    • De tweede “jouw” is een bezittelijk voornaamwoord (je kunt het vervangen door “zijn”), dus voeg je een w toe.
  1. Dolf vertelde toch aan jou dat hij door jouw toedoen een 10 heeft gehaald?
    • De eerste “jou” is een persoonlijk voornaamwoord (je kunt het vervangen door “hem”), dus voeg je geen w toe.
    • De tweede “jouw” is een bezittelijk voornaamwoord (je kunt het vervangen door “zijn”), dus voeg je een w toe.
  1. Mohammad wilde jou niet teleurstellen.
    • Je gebruikt hier “jou” zonder w, omdat het een persoonlijk voornaamwoord is (je kunt het vervangen door “hem”).
  1. Ik vind jouw hond leuker dan jouw kat.
    • In beide gevallen is “jouw” een bezittelijk voornaamwoord (je kunt het vervangen door “zijn”), dus voeg je een w toe.

Andere interessante taalartikelen

Op zoek naar meer artikelen over definities, afkortingen, veelgemaakte fouten en stijlfiguren? Bekijk dan ook eens onderstaande artikelen met uitleg, voorbeelden en oefeningen!

 

Veelgestelde vragen over jou of jouw

Is het jou of jouw dag?

Jouw dag is correct. In dit geval wordt “jouw” gevolgd door een zelfstandig naamwoord en er is sprake van een bezitsrelatie.

Voorbeeld: Jou of jouw
  • Het is jou dag vandaag
  • Het is jouw dag vandaag
Is het bij jouw thuis of jou thuis?

Bij jou thuis is correct. Jou is hier een persoonlijk voornaamwoord en thuis is hier een bijwoord (van plaats). In dit geval kun je “thuis” eigenlijk ook weglaten.

Je kunt controleren of je jou of jouw moet gebruiken met een ezelsbruggetje. Als je het door “zijn” kunt vervangen, is het jouw (bezittelijk voornaamwoord). Als je het door “hem” kunt vervangen, is het jou (persoonlijk voornaamwoord).

In dit geval kun je wel zeggen “bij hem thuis”, maar niet “bij zijn thuis”, dus moet het “jou” zijn.

Is het hoe gaat het met jou of jouw?

Hoe gaat het met jou is correct. In dit geval is er geen sprake van een bezitsrelatie en “jou” wordt niet gevolgd door een zelfstandig naamwoord, dus de vorm zonder w is correct. Jou is hier een persoonlijk voornaamwoord.

Voorbeeld: Jou of jouw
  • Hoe gaat het met jouw?
  • Hoe gaat het met jou?
  • Hoe is het met jouw?
  • Hoe is het met jou?
Is het schikt het jou of jouw?

Schikt het jou is correct. In dit geval is er geen sprake van een bezitsrelatie en “jou” wordt niet gevolgd door een zelfstandig naamwoord, dus de vorm zonder w is correct. Jou is hier een persoonlijk voornaamwoord.

Voorbeeld: Jou of jouw
  • Schikt het jouw morgen?
  • Schikt het jou morgen?

    Citeer dit Scribbr-artikel

    Als je naar deze bron wilt verwijzen, kun je de bronvermelding kopiëren of op “Citeer dit Scribbr-artikel” klikken om de bronvermelding automatisch toe te voegen aan onze gratis Bronnengenerator.

    Merkus, J. (2024, 10 april). Wanneer gebruik je jou of jouw? | Voorbeelden & Quiz. Scribbr. Geraadpleegd op 15 april 2024, van https://www.scribbr.nl/veelgemaakte-fouten/jou-of-jouw/

    Wat vind jij van dit artikel?
    Julia Merkus

    Julia heeft onder andere een bachelor in Nederlandse Taal en Cultuur en twee masters in Linguistics en Taal- en Spraakpathologie. Na enkele jaren als editor, onderzoeker en docent schrijft ze nu artikelen over scripties, taalkunde, methodologie en statistiek om studenten te helpen.