Waar plaats je de inhoudsopgave?
In een scriptie of proefschrift wordt de inhoudsopgave na de samenvatting en het voorwoord geplaatst. Een eventuele figuren- en tabellenlijst wordt meestal na de inhoudsopgave geplaatst.
In een scriptie of proefschrift wordt de inhoudsopgave na de samenvatting en het voorwoord geplaatst. Een eventuele figuren- en tabellenlijst wordt meestal na de inhoudsopgave geplaatst.
Een synoniem voor mits is “op voorwaarde dat”, “alleen als”, of “als tenminste“.
Een antoniem voor mits is “tenzij” of “behalve als”.
De enige juiste spelling is sowieso. Zowiezo, zoiezo, zo ie zo, et cetera zijn allemaal verkeerd gespeld.
Sowieso heeft verschillende synoniemen, namelijk “überhaupt“, “in elk geval”, “toch al” en “hoe dan ook”.
Een synoniem voor door middel van is “met”, “door” of “middels”. Het gebruik van middels kan als ouderwets worden gezien, dus het is beter om dat synoniem te vermijden.
De afkorting van door middel van is d.m.v. met kleine letters die worden gescheiden door punten. In formele teksten, zoals een scriptie, is het beter om de afkorting voluit te schrijven.
De Engelse vertaling van insgelijks is likewise (formeel) of you too.
Het gebruik van “you too” is vaak natuurlijker:
Eensgelijks is een verkeerd gespelde variant op insgelijks, wat “van hetzelfde” of “evenzo” betekent.
Waarschijnlijk ontstaat de verwarring door het bestaan van andere termen met “eens”, zoals “eensgezind” en “eensgestemd”.
De juiste spelling is daarentegen. Daar in tegen is nooit goed.
De juiste spelling is daarentegen, zonder spaties. Daar en tegen is een verkeerd gespelde variant.
De afkorting van naar aanleiding van is “n.a.v.”, met kleine letters die gescheiden worden door punten. In formele of academische teksten, zoals een scriptie, is het beter om deze afkorting voluit te schrijven.
Het is naar aanleiding van ons telefoongesprek. “Naar aanleiding van” is een vaste constructie.
Het tegenovergestelde van na is voor.
Naderhand betekent “achteraf”, “later” of “daarna”. Na de hand (met spaties) is een onjuist gespelde variant.
De juiste spelling is toendertijd of toentertijd.
Toen ter tijd is een niet langer correcte spelling van het woord toendertijd of toentertijd. Het betekent “toen”, “destijds” of “in die tijd”.
Witte sneeuw is een pleonasme (herhaling van een eigenschap die onlosmakelijk verbonden is met het woord). Een tautologie lijkt op een pleonasme, maar in dat geval gebruik je twee woorden die (nagenoeg) hetzelfde betekenen, zoals “ik ben blij en verheugd“.
“Witte” en “sneeuw” betekenen niet hetzelfde, dus het gaat niet om een tautologie. Witte is wel een eigenschap van sneeuw die onlosmakelijk verbonden is met het woord, dus het is een pleonasme.
Groen gras is een pleonasme (herhaling van een eigenschap die onlosmakelijk verbonden is met het woord). Een tautologie lijkt op een pleonasme, maar in dat geval gebruik je twee woorden die (nagenoeg) hetzelfde betekenen, zoals “ik ben nerveus en zenuwachtig“.
“Groen” en “gras” betekenen niet hetzelfde, dus het gaat niet om een tautologie. Groen is wel een eigenschap van gras die onlosmakelijk verbonden is met het woord, dus het is een pleonasme. Verder is “groen gras” door de herhaling van de beginletter “g” ook een alliteratie.
Ja, overnieuw is een contaminatie. Het is een verhaspeling van “over” en “opnieuw.
Er zijn verschillende manieren waarop je onderscheid kunt maken tussen verschillende soorten zelfstandig naamwoorden. Een zelfstandig naamwoord kan ook in meerdere categorieën vallen of van categorie veranderen, afhankelijk van de context.
De belangrijkste soorten zijn:
Voornaamwoorden zijn woorden zoals “ik”, “zij” en “hij” die op eenzelfde manier worden gebruikt als zelfstandig naamwoorden. Ze worden ingezet om te verwijzen naar een zelfstandig naamwoord dat al genoemd is of om naar jezelf of andere personen te verwijzen.
Voornaamwoorden kunnen net als zelfstandig naamwoorden de kern van een naamwoordgroep vormen, en ze komen voor als onderwerp of object bij een werkwoord. In tegenstelling tot zelfstandig naamwoorden kunnen voornaamwoorden wel van vorm veranderen (bijvoorbeeld van “ik” naar “mij”) op basis van de grammaticale context waarin het woord voorkomt.
Het Nederlands kent 10 woordsoorten, namelijk:
Jouw dag is correct. In dit geval wordt “jouw” gevolgd door een zelfstandig naamwoord en er is sprake van een bezitsrelatie.
Hoe gaat het met jou is correct. In dit geval is er geen sprake van een bezitsrelatie en “jou” wordt niet gevolgd door een zelfstandig naamwoord, dus de vorm zonder w is correct. Jou is hier een persoonlijk voornaamwoord.
Schikt het jou is correct. In dit geval is er geen sprake van een bezitsrelatie en “jou” wordt niet gevolgd door een zelfstandig naamwoord, dus de vorm zonder w is correct. Jou is hier een persoonlijk voornaamwoord.
Bij jou thuis is correct. Jou is hier een persoonlijk voornaamwoord en thuis is hier een bijwoord (van plaats). In dit geval kun je “thuis” eigenlijk ook weglaten.
Je kunt controleren of je jou of jouw moet gebruiken met een ezelsbruggetje. Als je het door “zijn” kunt vervangen, is het jouw (bezittelijk voornaamwoord). Als je het door “hem” kunt vervangen, is het jou (persoonlijk voornaamwoord).
In dit geval kun je wel zeggen “bij hem thuis”, maar niet “bij zijn thuis”, dus moet het “jou” zijn.
De afkorting van onder andere of onder anderen is o.a. Het maakt voor deze afkorting niet uit of je de vorm met of zonder -n gebruikt.
In de meeste contexten is het prima om deze afkorting te gebruiken, maar in academische of formele teksten is het beter om onder andere(n) uit te schrijven.
Een synoniem voor onder andere of onder anderen is “onder meer“. Dit woord betekent ook “behalve andere dingen, ook”. Je schrijft onder meer altijd met een spatie.
Een synoniem voor onder meer is onder andere of onder anderen. Je gebruikt “onder andere” als je naar zaken of dieren verwijst en “onder anderen” als je naar personen verwijst.
Ondermeer is een verkeerd gespelde variant op onder meer, wat “onder andere(n)” betekent.
De verwarring wordt mogelijk veroorzaakt door het verdwijnen van de spatie in andere vaste combinaties die veelvuldig gebruikt worden, zoals daarentegen of evenals.
In die samengesmolten combinaties wordt het ene woord nadrukkelijker uitgesproken dan het andere woord. Er is sprake van een eenheidsaccent. Bij “onder meer” (en zonder meer) geldt dat beide woorden nadruk krijgen. Ze worden dus los geschreven.
Zondermeer is een verkeerd gespelde variant op zonder meer, wat “absoluut”, “zonder twijfel” of “blindelings” betekent.
De verwarring zou kunnen worden veroorzaakt door het verdwijnen van de spatie in andere vaste combinaties die vaak gebruikt worden, zoals evenals of daarentegen.
In die samengesmolten combinaties wordt het ene woord nadrukkelijker uitgesproken dan het andere woord. Er is sprake van een eenheidsaccent. Bij “zonder meer” (en onder meer) geldt dat beide woorden nadruk krijgen. Ze worden dus los geschreven.
Een synoniem voor zonder meer is “absoluut”, “blindelings” of “zeker”.
In de constructie “sommige(n) van” gebruik je “sommigen” als het gevolgd wordt door een persoonlijk voornaamwoord of een enkelvoudig zelfstandig naamwoord. Jullie is een persoonlijk voornaamwoord, dus “sommigen van jullie” is correct.
De juiste vorm is sommige mensen.
Het is moeilijk om te bepalen of je sommige of sommigen moet gebruiken. Je gebruikt sommigen met -n alleen als het woord zelfstandig gebruikt is en naar personen verwijst.
In dit geval staat na “sommige” nog het zelfstandig naamwoord “mensen”, dus het is niet zelfstandig gebruikt. Daarom is de vorm zonder -n, sommige, correct.
In de constructie “de meeste(n) van” gebruik je “meesten” als het gevolgd wordt door een persoonlijk voornaamwoord of een enkelvoudig zelfstandig naamwoord. Jullie is een persoonlijk voornaamwoord, dus “ de meesten van jullie” is correct.
In de constructie “de meeste(n) van” gebruik je “meesten” als het gevolgd wordt door een persoonlijk voornaamwoord of een enkelvoudig zelfstandig naamwoord. U is een persoonlijk voornaamwoord, dus “ de meesten van u” is correct.
In de constructie “de meeste(n) van” gebruik je “meesten” als het gevolgd wordt door een persoonlijk voornaamwoord of een enkelvoudig zelfstandig naamwoord. Ons is een persoonlijk voornaamwoord, dus “de meesten van ons” is correct.
De correcte vorm is “jullie beiden“, omdat “beiden” naar personen verwijst en zelfstandig gebruikt wordt (er volgt geen zelfstandig naamwoord).
De correctie vorm is “beide personen”. Je gebruikt alleen de vorm “beiden” als het:
In het geval van “beide personen”:
Daarom is “beiden personen” niet correct.
Weids en wijds zijn twee woorden die hetzelfde worden uitgesproken, maar iets anders betekenen. In de vaste uitdrukking “een weids uitzicht” is de vorm met korte ei correct.
Uitweiden en uitwijden zijn woorden die hetzelfde worden uitgesproken, maar iets anders betekenen. Een synoniem voor “uitwijden” is “wijder maken” of “uitzetten”.
Uitweiden en uitwijden zijn woorden die hetzelfde worden uitgesproken, maar iets anders betekenen. Een synoniem voor uitweiden is “uitvoerig praten” of “afdwalen”.
Inwijden en inweiden zijn twee woorden die hetzelfde worden uitgesproken, maar iets anders betekenen. Een ander woord voor inwijden is “zegenen”, “inhuldigen” of “in gebruik nemen”.
De correcte vorm is eerder dan. Er is hier sprake van een ongelijkheid, waardoor je “dan” moet gebruiken.
De correcte vorm is kleiner dan. Het gaat hier om een vergelijking met een vergrotende trap (kleiner), waardoor je “dan” moet gebruiken.
De correcte vorm is langer dan. Het gaat hier om een vergelijking met een vergrotende trap (langer), waardoor je “dan” moet gebruiken.
Een alliteratie is een vorm van rijm waarbij dezelfde beginletter een aantal keer achter elkaar wordt herhaald. Aliteratie met één l is een verkeerd gespelde variant op dit woord.
Een alliteratie is een vorm van rijm waarbij dezelfde beginletter een aantal keer achter elkaar wordt herhaald. Een anafoor is een herhaling van een of meerdere woorden in één of meerdere zinnen.
Een dysfemisme is het tegenovergestelde van een eufemisme. Hierbij beschrijf je iets op een grovere of aanstootgeverende manier dan nodig is, terwijl je bij een eufemisme verzachtende termen gebruikt.
Eufemisme is afgeleid van het Oudgriekse εὖ (“goed”) en φήμη (“bericht”). Een eufemisme is een zachtere, minder grove manier om iets hards of onaangenaams te beschrijven.
Contradictio in terminus is de verkeerde spelling van contradictio in terminis. Dit stijlfiguur bestaat uit een verbinding van twee woorden die onmogelijk is. Vaak wordt een contradictio in terminis bewust gebruikt om ironie over te brengen.
Over het algemeen genomen wordt een contradictio in terminis gezien als stijlfiguur en niet als stijlfout, omdat sprekers en schrijvers er vaak bewust gebruik van maken. Een doel van dit stijlfiguur is het overbrengen van ironie.
Voor academische teksten, zoals een scriptie, wordt het gebruik van een contradictio in terminis doorgaans afgeraden, maar het stijlfiguur is populair onder schrijvers van opinieartikelen. Ook wordt het stijlfiguur vaak gebruikt in alledaagse gesprekken.
Past participle kan in het Nederlands worden vertaald naar “voltooid deelwoord”.
De past participle van “run” is “run“. Aangezien “run” een onregelmatig werkwoord is, wordt het voltooid deelwoord niet gevormd door het suffix -ed toe te voegen. De past simple (onvoltooid verleden tijd) van “run” is “ran”.
De past participle van “ride” is “ridden“. Aangezien “ride” een onregelmatig werkwoord is, wordt het voltooid deelwoord niet gevormd door het suffix -ed toe te voegen. De past simple (onvoltooid verleden tijd) van “ride” is “rode”.
Met een risicoanalyse breng je de interne en/of externe risicofactoren van een bedrijf, organisatie of bepaald project in kaart. Hierbij stel je per bedreiging vast hoe groot de kans is dat het risico werkelijkheid wordt en welke consequenties dat zou hebben voor het bedrijf of project. Tot slot bepaal je de maatregelen om de risico’s te beperken.
Als je ervoor kiest een nawoord toe te voegen aan je scriptie, plaats je dit hoofdstuk vlak voor de literatuurlijst.
Je aanbevelingen worden meestal in een apart hoofdstuk opgenomen, na je conclusie en discussie. Je kunt ze ook opnemen in een apart adviesrapport als je opdrachtgever daarom vraagt.
In de aanbevelingen geef je je opdrachtgever adviezen over het vraagstuk dat je hebt onderzocht. Je beschrijft welke concrete oplossingen mogelijk zijn op de korte en/of lange termijn en welke maatregelen jij aanraadt op basis van je onderzoek.
De leeswijzer om de structuur van je scriptie te verduidelijken plaats je in de inleiding. Je kunt dit onderdeel eventueel opnemen in een aparte paragraaf op het eind van de inleiding.
De leeswijzer in de inleiding van je scriptie verduidelijkt de structuur van je scriptie. Hierin beschrijf je kort welke informatie ieder hoofdstuk bevat, zodat je lezers kunnen vinden wat ze zoeken en weten wat ze kunnen verwachten.
Een figuren- en tabellenlijst is vaak niet verplicht, maar wordt wel geadviseerd als je van veel figuren of tabellen gebruikmaakt en je scriptie aan de lange kant is.
In de figuren- en tabellenlijst staan alle in je scriptie gebruikte figuren en tabellen met het bijbehorende paginanummer opgesomd. Deze lijsten zorgen ervoor dat de lezer een overzicht heeft en snel kan zien op welke plek in je scriptie je bepaalde figuren en tabellen gebruikt.
Je voegt een begrippenlijst toe als deze de leesbaarheid van je scriptie vergroot. Maak je bijvoorbeeld gebruik van veel technische termen, dan is het aan te raden om een begrippenlijst toe te voegen. Als je slechts enkele begrippen definieert, is de lijst overbodig.
Je plaatst de afkortingenlijst direct na je inhoudsopgave. Zo kan de lezer op een vaste plaats de betekenis van afkortingen opzoeken.
In de begrippenlijst van je scriptie vermeld je alfabetisch belangrijke begrippen en hun definities. Op deze manier kan de lezer deze makkelijk terugvinden zonder te hoeven terugzoeken in de scriptie.
In de afkortingenlijst, ook wel verklaring van afkortingen genoemd, vermeld je alfabetisch afkortingen van belangrijke begrippen in je scriptie. Op deze manier kan de lezer deze makkelijk terugvinden.
De ik-vorm of wij-vorm is toegestaan in het voorwoord. Meestal mag je deze vormen niet gebruiken in academische teksten, maar door het persoonlijke karakter van een voorwoord zijn de ik- en wij-vorm het meest gebruikelijk in dit onderdeel.
In het voorwoord mag je de lezer direct aanspreken met “je” of “u’. In academische teksten is de je-vorm in de regel niet toegestaan, maar in het persoonlijke voorwoord is dit dus wel gebruikelijk.
In de meeste gevallen kies je alleen voor een los dankwoord als je heel veel mensen wilt bedanken. Bij een scriptie is dit meestal niet het geval, waardoor je het dankwoord beter kunt opnemen in je voorwoord.
Als je een los dankwoord schrijft, plaats je deze:
Je begint je dankwoord met een korte inleiding van vier tot zeven regels.
Je kunt gebruikmaken van een informatiepagina als:
Op de informatiepagina vermeld je de titel (en ondertitel), evenals belangrijke informatie over jezelf (naam, studentenadministratienummer en e-mail), jouw begeleiders en de opleiding. Je sluit af met de datum waarop de scriptie wordt ingeleverd.
Een goede titel geeft kort en krachtig de inhoud van je scriptie weer. Je geeft informatie over het onderwerp door sleuteltermen te gebruiken en probeert de lezer enthousiast te maken voor je tekst.
Een pakkende titel op de titelpagina moet onder andere de interesse van je lezer prikkelen. Dit kun je doen door:
Het woordje “er” kan verschillende functies vervullen in een zin.
In andere gevallen mag of moet “er” worden weggelaten.
Mijn is een bezittelijk voornaamwoord. Me is de onbenadrukte vorm van mij, zoals in “ik heb me vergist” en is nooit een bezittelijk voornaamwoord. Informele bezittelijke voornaamwoorden, zoals “m’n”, gebruik je nooit in academische teksten. “Mij” mag alleen gebruikt worden als er een voorzetsel voor staat: “dit onderzoek is van mij”.
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als hun, haar, zijn, mijn, jouw en ons. Ze geven een bezitsrelatie aan tussen een persoon en een zelfstandig naamwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord (adjectief) is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. Zo kan een bijvoeglijk naamwoord een eigenschap (kenmerk) of toestand beschrijven.
Woorden die iets zeggen over een ander soort woord, zoals een werkwoord of de gehele zin, zijn geen bijvoeglijk naamwoorden, maar bijwoorden.
Het onderwerp van een zin moet altijd corresponderen met de persoonsvorm. Als dat niet gebeurt, is er sprake van een congruentiefout.
Ieder woord is vrouwelijk, mannelijk of onzijdig. Daar hoort een vast lidwoord bij. Het woordgeslacht zie je aan een (o), (m) of (v) achter het woord in het woordenboek.
Bij onzijdige woorden gebruik je altijd het lidwoord “het” of “een”. Mannelijke en vrouwelijke woorden krijgen altijd “de” of “een” als lidwoord.
Je mag Engelse woorden gebruiken zonder ze te cursiveren of tussen aanhalingstekens te zetten, behalve als de kans groot is dat de lezer ze niet kent. In dat geval kun je de Engelse termen introduceren door ze te cursiveren.
Als je een tekst schrijft, is het makkelijk om voorzetseluitdrukkingen en vage voorzetsels zoals “middels” of “omtrent” te gebruiken, want ze passen in bijna elke zin.
Maar ze kunnen je tekst ook omslachtig en vaag maken. Gebruik ze daarom zo weinig mogelijk.
Voorzetsels zijn woorden zoals op, onder, in, door, behalve, tussen en tegen. Ze geven de relatie (bijvoorbeeld tijd, plaats of reden) aan tussen het woord waar ze voor staan en de andere woorden in de zin: tijdens de vakantie, in de scriptie, vanwege het slechte weer.
Een contaminatie is een verhaspeling van twee uitdrukkingen (of woorden) die samenhangen. Hierdoor ontstaat een nieuw woord of een nieuwe uitdrukking. Voorbeelden hiervan zijn:
Twee andere bekende stijlfouten zijn een pleonasme of tautologie.
Om te voorkomen dat je foutieve samentrekkingen gebruikt, moeten de weggelaten woorden:
Iets is een samentrekking als een deel van een woord, een woord of meerdere woorden worden weggelaten in een zin. Bij een woordafbreking wordt een streepje neergezet zodat je weet waar iets is weggelaten.
Een puntkomma gebruik je tussen twee hoofdzinnen en bij opsommingen. Hiermee geef je aan dat de twee losse zinnen met elkaar verbonden zijn. In veel gevallen kan een puntkomma ook worden vervangen door een punt.
Na een puntkomma volgt nooit een hoofdletter, tenzij dat woord altijd met een hoofdletter wordt geschreven (zoals een naam).
De dubbele punt gebruik je direct voor een opsomming, citaat of uitleg.
De dubbele punt betekent in het eerste deel van de zin meestal “het volgende” of “als volgt” en in het tweede deel van de zin meestal “namelijk”, “want” of “immers”.
Als een opsomming uit volledige zinnen bestaat, horen de zinnen met een hoofdletter te beginnen. Bestaat de opsomming uit woordgroepen of losse woorden dan worden kleine letters gebruikt.
De enige uitzondering zijn woorden die altijd met een hoofdletter worden geschreven.
Zorg er bij iedere opsomming voor dat:
Komma’s gebruik je om een tekst beter leesbaar te maken. Een komma staat voor een rustpunt in de zin.
Je plaatst meestal een komma als je een pauze hoort in een zin als je deze hardop voorleest. In sommige gevallen moet je altijd een komma gebruiken, en in andere gevallen juist niet. Soms moet je eerst de context snappen om te weten of een komma aan de orde is.
Lange zinnen gebruik je voor:
Korte zinnen gebruik je voor:
Een verwijswoord wordt gebruikt om naar andere woorden, woordgroepen of hele zinnen te verwijzen. Hiermee zorg je voor variatie in de tekst. Hetgeen waarnaar je verwijst, wordt het antecedent genoemd.
Je presenteert belangrijke (of nieuwe) informatie aan het eind van de zin (niet per se het allerlaatste woord). Het accent ligt op deze plaats in de zin, waardoor informatie opvalt.
Het is belangrijk dat je informatie eerst inleidt. Je kunt dit doen door de zin te beginnen met informatie waarvan je kunt veronderstellen dat deze:
Als je de APA-richtlijnen volgt, mag je spelfouten in citaten niet zomaar verbeteren. In plaats daarvan zet je [sic] achter de fout om aan te geven dat je deze gezien hebt en dat je deze niet zelf geïntroduceerd hebt.
De voor- en achternaam van personen schrijf je met hoofdletters. Als de achternaam begint met een tussenvoegsel, krijgt dat tussenvoegsel ook een hoofdletter als het vooraan staat: De Vries, Van der Laan.
Tussenvoegsels zoals de, van, el of da krijgen een kleine letter als er voorletters, een voornaam, een ander tussenvoegsel, of de achternaam van de partner voor staan: B. de Vries, Gert van der Laan, Caro Blok-de Lint, Van de Geijn. In scripties is het gebruikelijk om alleen achternamen te noemen.
Hoofdletters gebruik je in twee situaties: aan het begin van een zin en bij namen.
Je gebruikt ze bij namen van personen, bedrijven, instellingen, merken, wetten, boeken, aardrijkskundige plaatsen, talen, dialecten, volkeren, feestdagen en historische gebeurtenissen. Ook afleidingen van eigennamen en eigennamen in samenstellingen schrijf je met een hoofdletter.
Een samenstelling is een combinatie van woorden die samen weer een nieuw woord vormen. Voorbeelden hiervan zijn:
In het Nederlands schrijf je samenstellingen aan elkaar, terwijl je in het Engels een spatie gebruikt.
Het is een goed idee om je tekst te controleren met een spellingchecker als je veel algemene spelfouten maakt. Een spellingchecker lost echter niet altijd alle problemen op en geeft af en toe zelfs een verkeerd advies.
Je bepaalt de stam van een werkwoord door -en van het hele werkwoord af te halen.
In veel gevallen is de ik-vorm gelijk aan de stam, maar niet altijd. Ga daarom nooit uit van de ik-vorm.
Als de laatste letter van de stam van het werkwoord voorkomt in “‘t exkofschip“, zoals bij de stam van het werkwoord werken (werk), dan eindigt het voltooid deelwoord op een –t: gewerkt.
Als de laatste letter van de stam van het werkwoord niet voorkomt in “’t ex-kofschip”, zoals bij het werkwoord zagen (stam is zag-, g zit niet in ’t exkofschip), dan eindigt het voltooid deelwoord op een –d: gezaagd.
Let op: De ik-vorm is niet altijd hetzelfde als de stam. Bepaal daarom altijd de stam van het werkwoord door -en van het hele werkwoord af te halen.
Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt meestal gevormd door het prefix ge-, ver- of be- aan het werkwoord toe te voegen en door een –d of een –t aan het einde van het werkwoord te plakken, zoals bij ge-werk-t of be-antwoor-d.
Ook staat er een hulpwerkwoord in de zin (een vorm van “hebben” of “zijn”).
Als je een vraag stelt met de je- of jij-vorm, voeg je geen -t toe aan de stam, zoals “ga jij?” of “neem jij?”
Bij een werkwoord waarvan de stam eindigt op een -d hoor je echter niet dat je de -t moet weglaten, maar zo’n werkwoord vervoeg je wel precies hetzelfde als andere werkwoorden in de vragende vorm.
Fout | Goed |
---|---|
Vindt je dat ook zo lastig? | Vind je dat ook zo lastig? |
Antwoordt je nog? | Antwoord je nog? |
Je kunt veel voorbeelden van scripties vinden in gratis toegankelijke, online scriptiebanken (scriptie-databases). Deze worden meestal beheerd door een universiteit of hogeschool en bevatten (bijna) alle scripties en proefschriften die studenten hebben geschreven.
Een scriptiebank wordt vaak beheerd door een universiteit of hogeschool, en bevat (bijna) alle scripties en proefschriften die geschreven zijn door studenten. Scriptiebanken kunnen over het algemeen gratis worden gebruikt, waardoor onderwijsinstellingen bijdragen aan gratis, online toegang tot wetenschappelijke kennis.
Met een wetenschappelijk relevant onderzoek draag je bij aan het bevorderen van de beschikbare wetenschappelijke kennis door bijvoorbeeld:
Als je een universitaire opleiding volgt, moet je de wetenschappelijke relevantie (ook wel theoretische relevantie genoemd) van je onderzoek bewijzen. Vaak is je onderzoek daarmee ook praktisch relevant.
Je kunt ervoor zorgen dat je onderzoek wetenschappelijk relevant is door na te gaan waar nog geen onderzoek naar gedaan is. Je kunt bijvoorbeeld kijken naar (nog niet uitgevoerde) vervolgonderzoeken die worden aangeraden in de discussie van wetenschappelijke artikelen of andere scripties.
Een praktisch of maatschappelijk relevant onderzoek draagt bij aan de oplossing voor een probleem, waardoor je bijdraagt aan de maatschappij.
In een maatschappelijk of praktisch relevant onderzoek wil je onder andere:
Je kunt je onderzoek op de volgende manier afbakenen:
Door je onderzoek goed af te bakenen:
Het doel van een probleemanalyse is om je onderwerp te verkennen en af te bakenen, zodat je vervolgens een specifieke probleemstelling en doelstelling kunt formuleren. Ook helpt de probleemanalyse je op weg om de juiste hoofd- en deelvragen op te stellen.
De probleemanalyse (ook wel probleemoriëntatie of probleemverkenning genoemd) is een van de belangrijkste stappen in het scriptieproces.
Tijdens je probleemanalyse oriënteer je je op het onderwerp en probeer je dit zo goed mogelijk af te bakenen. Je begint hierbij met een globaal vraagstuk dat zowel praktisch als theoretisch kan zijn.
De hoofdvraag is de centrale onderzoeksvraag van je scriptie. Deze stel je op met behulp van de probleemstelling die je weer met behulp van de probleemanalyse hebt opgesteld.
Je beantwoordt de hoofdvraag met behulp van deelvragen of hypothesen, zodat je stap voor stap een antwoord kunt formuleren.
Op basis van je probleemanalyse en probleemstelling formuleer je een doelstelling waarmee je aangeeft wat je met het onderzoek wilt bereiken.
Zo kan je doelstelling voor je scriptie onder andere gericht zijn op:
Je introduceert de probleemstelling in je introductie (inleiding), maar ook kort in de samenvatting. Verder moet je vaak een probleemstelling opnemen in je plan van aanpak, onderzoeksvoorstel, stageverslag of adviesrapport.
Een goede probleemstelling is bondig, concreet en:
Het is verstandig om je probleemstelling te baseren op een probleemanalyse of oriëntatie tijdens je vooronderzoek.
In de probleemstelling geef je aan welk probleem of vraagstuk moet worden onderzocht. Dit onderdeel wordt vaak opgenomen in de introductie (inleiding). Eventueel kun je hiervoor een aparte paragraaf gebruiken.
Je baseert je doelstelling en hoofdvraag op basis van je probleemstelling.
Er is geen vast aantal deelvragen dat je moet opstellen. Wel is het zo dat hoe complexer je onderwerp is, hoe meer deelvragen je nodig zult hebben. Probeer je te beperken tot 4 à 5 deelvragen.
Als je er (veel) meer nodig hebt, moet je wellicht je hoofdvraag vereenvoudigen of beter afbakenen.
Deelvragen zijn de subvragen van je hoofdvraag. Vaak kun je de officiële onderzoeksvraag van je scriptie of onderzoek niet in één keer beantwoorden. Daarom gebruik je deelvragen die zich op een kleiner deel van je onderzoeksvraag focussen.
De antwoorden op al je deelvragen leiden tot de beantwoording van je hoofdvraag.
Het 5w- of 6w-model van Ferrell is een methode om meer inzicht te krijgen in het gedrag en de wensen van klanten. Door de 5 w’s (wie, wat, waar, wanneer en waarom) mee te nemen in je marktonderzoek, voer je een gedegen afnemersanalyse uit. De uitkomsten kunnen eventueel ook dienen als input van je SWOT-analyse.
Het waardestrategiemodel, ook wel waardedisciplinemodel, van Treacy en Wiersema wordt gebruikt om een marketingplan op te stellen, zodat een bedrijf zich kan onderscheiden van de rest.
Hierbij kies je prominent voor een van de drie waardestrategieën, maar je zorgt er ook voor dat de andere twee niet worden verwaarloosd. Het doel is om uit te blinken in één strategie, en de overige twee voldoende te onderhouden.
Treacy en Wiersema spreken van drie waardestrategieën in hun waardestrategiemodel:
Voor de interne analyse van een bedrijf gebruik je het 7S-model van McKinsey. Je achterhaalt hiermee of de harde elementen (structuur, strategie en systemen) en de zachte elementen (staf, sleutelvaardigheden, stijl en significante waarden) in overeenstemming zijn.
Er zijn vier organisatiedoelstellingen:
Het COSO-ERM-model uit 2004 is een risicomanagementmodel waarmee je de relaties tussen risicocategorieën kunt identificeren om te bepalen in hoeverre een organisatie controle heeft over de situatie, oftewel in control is. Op basis van dit model kun je aanbevelingen doen om het risicomanagement te verbeteren.
Je kunt het SERVQUAL-model gebruiken om te achterhalen hoe consumenten de kwaliteit van de dienstverlening ervaren. Hiervoor gebruik je vijf dimensies. Zo kun je bepalen welke gaps het verschil tussen de klantverwachting en klantervaring veroorzaken.
Je kunt het model handig toepassen als:
Een Gap-analyse met behulp van het SERVQUAL-model is een kwalitatieve onderzoeksmethode om de verwachtingen van klanten te vergelijken met hun daadwerkelijke ervaringen met een bedrijf.
Zo krijg je inzicht in vijf mogelijke gaps:
Dit zijn tekortkomingen in het bedrijf met betrekking tot de kwaliteit van de dienstverlening.
Volgens de Waardeketen van Porter (Value Chain) kun je de marge van een organisatie berekenen met de volgende formule:
Marge = gecreëerde waarde – de kosten om deze waarde te creëren
Met de Waardeketen van Porter (Value Chain) kun je identificeren welke primaire en ondersteunende activiteiten van een bedrijf waarde creëren voor klanten.
Op basis hiervan kun je achterhalen hoe deze primaire en ondersteunende activiteiten aan elkaar gelinkt zijn. Zo kun je bepalen wat het effect is van de gecreëerde waarde en welke kosten hieraan verbonden zijn. Hiermee bepaal je de marge van een organisatie.
Volgens het Vijfkrachtenmodel (Five Forces Framework) van Porter wordt de concurrentie bepaald door de sterkte van de volgende vijf krachten in te schatten:
Het Vijfkrachtenmodel (Five Forces Framework) van Michael Porter kan een goed beeld geven van de concurrentie in een bepaalde bedrijfstak.
De winstgevendheid van een bedrijf of organisatie is sterk afhankelijk van de concurrentie, dus het is van belang om de concurrenten goed te analyseren als je een strategie opstelt. Het Vijfkrachtenmodel kan hierbij helpen.
De piramide van Maslow kan worden gebruikt om de behoeften van consumenten of mensen in het algemeen te verklaren. De theorie stoelt op de aanname dat mensen basisbehoeften hebben en dat andere, meer verfijnde behoeften pas ontstaan als eerdere behoeftelagen vervuld zijn.
De piramide van Maslow bestaat uit vijf fasen:
De BCG-matrix biedt slechts een simplistische weergave van hoe de zaken ervoor staan. Het model gaat dan ook gepaard met enkele nadelen:
In de BCG-matrix worden de marktgroei en het marktaandeel van bepaalde producten of diensten van een bedrijf met elkaar vergeleken. Zo kunnen bedrijven bepalen in welke producten en diensten ze moeten investeren, in welke ze moeten des-investeren en welke producten of diensten ze zelfs niet meer aan moeten bieden.
De indicatoren voor de Balanced Scorecard kunnen worden geformuleerd op basis van vier perspectieven:
Het doel van de Balanced Scorecard is om de missie en visie van een bedrijf of organisatie te communiceren. De Scorecard kan zo als hulpmiddel dienen om een strategie te ontwikkelen. Om de effectiviteit van deze strategie te controleren, worden meetbare indicatoren gebruikt.
De marketingmix bestaat uit verschillende instrumenten die samen de marketingstrategie van een bedrijf vormen. Eerst waren er 4 p’s, namelijk product, prijs, promotie en plaats.
Booms en Bitner hebben hier nog personeel, proces en physical evidence, waardoor er nu 7 p’s zijn.
Politiek-juridische factoren tonen aan in welke mate de overheid invloed heeft op de economie. De overheid kan grote invloed hebben op prijzen, de inkomstenverdeling, economische groei, arbeidsmarkt, de gezondheidszorg, onderwijs en infrastructuur van een land.
Ecologische factoren hebben betrekking op de fysieke omgeving van het bedrijf die een kans of bedreiging kunnen vormen. Zo moet een bedrijf rekening houden met geldende milieuvoorschriften, natuurlijke bronnen en weersomstandigheden van een gebied of land bij het aanbieden van producten of diensten en de productieprocessen.
Een bedrijf moet op de hoogte zijn van technologische factoren, zodat het hierop kan inspelen voordat concurrenten dit doen. Ook is het van belang inzicht te hebben in deze ontwikkelingen, om te bepalen of een product of dienst wel kan worden gecreëerd.
Sociaal-culturele factoren gaan over de sociale en culturele normen en waarden van een gebied of land. Met behulp van deze factoren kunnen de kenmerken van (potentiële) consumenten worden geïnventariseerd. Als je de potentiële klanten in kaart brengt, kun je inschatten hoe groot hun vraag zal zijn naar de producten en diensten van de organisatie.
Met economische factoren kun je de economische gesteldheid van een land of bepaald gebied in kaart brengen. Hierbij is het belangrijk om te kijken naar trends, oftewel of er op basis van voorgaande maanden of jaren sprake is van groei of niet.
Demografische factoren gaan over ontwikkelingen in de bevolkingssamenstelling, -groei en -omvang binnen de markt waarin het bedrijf zich bevindt. Hiermee krijg je inzicht in de potentie van de markt, de grootte van de potentiële doelgroep en de ontwikkelingen die als kans en bedreiging kunnen worden beschouwd.
Met de DESTEP-analyse kun je de macro-omgeving van een bedrijf in kaart brengen om inzicht te krijgen in belangrijke marktontwikkelingen. Zo kun je kansen en bedreigingen voor je opdrachtgever inzichtelijk maken.
Je richt je op demografische, economische, sociaal-culturele, technologische, ecologische en politiek-juridische factoren.
In een confrontatiematrix verbind je de zwakten, sterkten, bedreigingen en kansen van de SWOT-analyse door deze tegenover elkaar te zetten. Hierbij geldt:
De confrontatiematrix is vaak een handig hulpmiddel om een marketingplan op te stellen. De matrix verbindt de zwakten, sterkten, bedreigingen en kansen van de SWOT-analyse, waardoor je conclusies kunt trekken.
Met een SWOT-analyse kun je de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van een bepaalde situatie onderzoeken, zoals de verkoopmarkt van mobiele telefoons. Op die manier kun je bepalen welke aspecten goed gaan en welke punten nog meer aandacht verdienen.
De SWOT-analyse heeft betrekking op de sterktes (strengths), zwaktes (weaknesses), kansen (opportunities) en bedreigingen (threats) van een bepaalde situatie or organisatie.
Strengths zijn de interne positieve punten en weaknesses de interne negatieve punten. Deze twee aspecten van de SWOT-analyse vormen samen de interne analyse.
Opportunities zijn de externe positieve punten en threats de externe negatieve punten. Deze twee aspecten van de SWOT-analyse vormen samen de externe analyse.
Google Scholar is een aparte zoekmachine van Google om te zoeken naar wetenschappelijke literatuur. Met Google Scholar kun je door meerdere databases (bijv. ScienceDirect, JSTOR en Wiley Interscience) zoeken vanuit één zoekvak.
Hiermee vindt je voorpublicaties, wetenschappelijke artikelen, boeken en andere wetenschappelijke bronnen.
De paginanummering start meestal na het voorblad. Als je gebruikmaakt van een informatiepagina start de paginanummering vaak na de informatiepagina.
Indeling scriptie | Paginanummer | Indeling scriptie | Paginanummer |
---|---|---|---|
Voorblad/titelpagina | – | Voorblad/titelpagina | – |
Voorwoord | 2 | informatiepagina | – |
Samenvatting | 3 | Voorwoord | 3 |
Inhoudsopgave | 4 | Samenvatting | 4 |
Je gebruikt de functie “wijzigingen bijhouden” (track changes) in Word, zodat eventuele wijzigingen zichtbaar blijven als suggesties, en niet direct worden doorgevoerd. Op deze manier kan iemand anders bepalen of een wijziging moet worden doorgevoerd of kan iemand zien welke aanpassingen je hebt gedaan.
Deze functie is bijvoorbeeld handig als je feedback geeft op iemands anders’ werk of als je met meerdere mensen aan een project werkt.
Je kunt enkele technieken gebruiken om teksten sneller te lezen dan normaal.
Lees de tekst niet in gedachten voor
Iets wat we allemaal (vaak onbewust) doen is een tekst hardop of in gedachten voorlezen, maar dit vertraagt de leessnelheid enorm. Lees alleen hardop of in gedachten voor als je een stukje niet goed begrijpt.
Gebruik een aanwijzer om je ogen te begeleiden
Maak gebruik van een pen, potlood, vinger of muisaanwijzer als hulpmiddel om je ogen te begeleiden door de tekst. Je zult merken dat je een tekst veel sneller leest, omdat je niet hoeft te zoeken.
Het aantal woorden in een scriptie hangt af van het niveau, het aantal studiepunten dat je krijgt en de richtlijnen van individuele opleidingen (controleer deze goed).
Een hbo-scriptie is gemiddeld 15.000 woorden lang, een bachelorscriptie heeft tussen de 7.000 en 12.000 woorden en een masterscriptie is meestal tussen de 12.000 en 20.000 woorden lang (zonder bijlagen).
Let op: een grote scriptie is niet per se beter dan een kleine scriptie. Het belangrijkste is om kort en krachtig te schrijven, zodat je scriptie goed leesbaar is.
De studielast voor een vak of opleiding wordt uitgedrukt in studiepunten (ECTS of credits). Hierdoor kunnen vakken met elkaar worden vergeleken en weten studenten en docenten hoeveel tijd ze ongeveer kwijt zijn aan de voorbereiding, de colleges en de opdrachten.
Zo staat 1 ECTS voor 28 uur werk. Stel dat je 12 studiepunten krijgt voor je scriptie, dan rekent je opleiding op minimaal 8 weken fulltime werk (of 336 uur).
De gemiddelde duur van een scriptie ligt tussen de 3 en 12 maanden, waarbij je meestal 6 maanden bezig bent (ongeveer 1 semester). Hoe lang het proces precies duurt, hangt af van het soort onderzoek en hoeveel studiepunten ervoor staan. Het allerbelangrijkste is dat je je houdt aan een goede planning.
Tijdens de afstudeerpresentatie houd je dezelfde volgorde aan als in je scriptie en licht je de belangrijkste punten toe:
De scriptieverdediging bestaat meestal uit de volgende onderdelen:
De verdediging vormt maar een klein onderdeel van het scriptieproces en is vaak niet van grote invloed op het cijfer.
Wie aanwezig is bij je scriptieverdediging, hangt af van je opleiding en onderwijsinstelling. Je vaste begeleider en een tweede lezer zijn er altijd bij.
Op de universiteit is het bij sommige opleidingen ook gebruikelijk dat er publiek aanwezig is. Het publiek kun je zelf uitnodigen. Denk hierbij aan familie, vrienden, collega’s (van je stagebedrijf), studiegenoten, et cetera.
Het is ontzettend vervelend als je scriptie wordt afgekeurd. Probeer ondanks de teleurstelling toch proactief in overleg te gaan met je begeleider. Stel je begeleider de volgende vragen:
Zorg dat de afspraken schriftelijk bevestigd worden, bijvoorbeeld door in een mail om bevestiging te vragen. Vervolgens kun je aan de slag met een nieuwe planning.
In de onderzoeksfase van je tijdsplanning staan alle stappen die te maken hebben met onderzoek doen. Dit betekent dat je ook al het onderzoeksvoorstel (plan van aanpak), literatuuronderzoek en onderzoeksmethoden gaat beschrijven.
Met behulp van de scriptieplanning kun je stapsgewijs al je deadlines halen en ervoor zorgen dat je op tijd afstudeert.
In de tijdsplanning maak je onderscheid tussen de fase waarin je:
Hoe hoger de kwaliteit van de artikelen die je gebruikt in het literatuuronderzoek, hoe steviger jouw eigen onderzoek staat. Als je artikelen gebruikt die laag staan aangeschreven, loop je het risico dat de conclusies die je trekt ongefundeerd zijn. Je begeleider zal dan ook altijd controleren op basis van welke artikelen je bepaalde conclusies trekt.
De tekst wordt links uitgelijnd en verschijnt op alle pagina’s, inclusief de titelpagina. Het is niet nodig om het label “Running head” toe te voegen voor de titel (zoals dat wel moest voor de 6de editie van APA).
Je voegt in principe alleen een running head toe bij officiële publicaties, en niet als je student bent (tenzij instructies anders voorschrijven).
Een “running head” is een verkorte versie van de titel van je tekst. Deze wordt in de paginakoptekst van je document geplaatst, samen met een paginanummer. De running head is alleen nodig voor professionele manuscripten die bedoeld zijn voor publicaties en niet voor teksten van studenten (tenzij instructies anders voorschrijven).
De datumnotatie voor de APA-stijl in het Nederlands verschilt ten opzichte van het Engels. In het Nederlands schrijf je de maanden zonder hoofdletter en begin je met de dag van de maand. In het Engels is dit precies andersom.
Als je een afbeelding uit een andere bron overneemt voor de titelpagina van je onderzoek, moet je volgens de APA-stijl titelpagina een bronvermelding toevoegen aan de literatuurlijst. Bovendien voeg je een noot toe onder de afbeelding.
Bronvermelding (literatuurlijst) | Shi, F., & Zhu, L. (2019). Analysis of trip generation rates in residential commuting based on mobile phone signaling data. Journal of Transport and Land Use, 12(1), 201–220. Geraadpleegd op 12 maart 2021, van https://www.jstor.org/stable/26911264 |
---|---|
Verwijzing in de tekst | (Shi & Zhu, 2019, p. 212) |
Copyright note | Noot. Overgenomen uit “Analysis of Trip Generation Rates in Residential Commuting Based on Mobile Phone Signaling Data”, door F. Shi en L. Zhu, 2019, Journal of Transport and Land Use, 12(1), p. 212 (https://www.jstor.org/stable/26911264). CC BY-NC. |
Als je de APA-stijl gebruikt voor de opmaak, kun je deze richtlijnen volgen voor de informatie op titelpagina (ook wel titelblad, voorpagina of omslag genoemd):
Een inhoudsopgave is volgens de APA-richtlijnen niet verplicht. Er zijn dan ook geen specifieke APA-opmaakrichtlijnen voor dit onderdeel. Toch is het zeker in lange teksten verstandig om een inhoudsopgave toe te voegen. Voor wat houvast kun je hierbij deze opmaakrichtlijnen volgen:
Je introduceert afkortingen volgens de APA-stijl door eerst de volledige term te noemen en vervolgens de afkorting tussen haakjes te plaatsen. Vanaf dat moment gebruik je alleen nog de afkorting.
Een MLA-bronvermelding bestaat uit twee belangrijke onderdelen:
Wereldwijd is de MLA-stijl een van de meestgebruikte referentiestijlen, maar in Nederland wordt MLA voornamelijk gebruikt in de geesteswetenschappen.
Over het algemeen gebruiken de meeste onderwijsinstellingen in Nederland de APA-stijl, met uitzondering van juridische opleidingen en medische opleidingen.
De onderwijsinstelling of begeleider zou duidelijk moeten aangeven welke referentiestijl je dient te gebruiken. Als je de informatie nergens kunt vinden, is het belangrijk om eerst na te vragen welke stijl je moet gebruiken, omdat ze erg van elkaar verschillen.
De populairste referentiestijl in Nederland is de APA-stijl. Wij hebben hiervoor een gratis te downloaden, Nederlandstalige handleiding met uitleg, formats en voorbeelden gemaakt.
Een uitzondering hierop wordt gevormd door de juridische opleidingen. Juridische opleidingen in Nederland maken gebruik van de Leidraad voor juridische auteurs.
Een referentiestijl is een verzameling van regels die voorschrijven op welke manier je naar bronnen moet verwijzen in je scriptie. Een referentiestijl wordt vaak gepubliceerd in een officieel handboek met daarin uitleg, voorbeelden en adviezen.
Wij raden aan om voor je argumentatie vooral artikelen uit wetenschappelijke tijdschriften te gebruiken. Mocht je geen of weinig artikelen over jouw onderwerp kunnen vinden in wetenschappelijke tijdschriften, dan kun je eventueel ook bronnen raadplegen die niet wetenschappelijk van aard zijn, maar die wel betrouwbaar zijn. Een goed voorbeeld hiervan is een rapport of een handboek.
Als je de actualiteit van je onderwerp of de aanleiding van je onderzoek wilt onderbouwen, is de wetenschappelijke achtergrond van een bron minder van belang. Hiervoor kun je dus ook prima nieuwsartikelen gebruiken.
Als je niet zelf een experiment uitvoert of de primaire gegevens verzamelt, kun je het best primaire bronnen opsporen via secundaire bronnen. Meestal is het vrij eenvoudig te achterhalen op welke primaire bron een secundaire bron is gebaseerd.
Deze informatie vind je op twee belangrijke plaatsen in de secundaire bron:
Een secundaire bron interpreteert, analyseert of verklaart primaire bronnen. Deze bronnen zijn een stap verwijderd van de oorspronkelijke gebeurtenis en zijn daarom niet altijd even relevant als de originele bron.
Enkele voorbeelden zijn:
Primaire bronnen zijn het oorspronkelijke bewijs van gebeurtenissen, objecten, personen of uitgevoerd werk. Voorbeelden hiervan zijn:
Via primaire bronnen kunnen studenten en onderzoekers de werkelijke gebeurtenis zo dicht mogelijk benaderen. De informatie in primaire bronnen is nog niet geanalyseerd, samengevat of geïnterpreteerd door iemand buiten het onderzoek. Dit geeft je de mogelijkheid om dit zelf te doen.
Je kunt parafraseren in 6 stappen:
Stap 1 | Lees de passage goed door, zodat je deze volledig begrijpt. |
---|---|
Stap 2 | Noteer de belangrijkste begrippen. |
Stap 3 | Schrijf jouw versie van de tekst zonder naar het origineel te kijken (zie onderstaande tips als je bij deze stap vastloopt). |
Stap 4 | Vergelijk je eigen versie van de tekst met de oorspronkelijke versie. Let daarbij op gedeelten die nog te veel in dezelfde woorden staan. |
Stap 5 | Maak kleine aanpassingen waar nodig. Soms lukt het niet om alle zinnen te wijzigen. |
Stap 6 | Noteer de bron waaruit de passage afkomstig is, inclusief alle informatie die je nodig hebt voor een juiste bronvermelding (auteursnaam, titel boek, tijdschrift of artikel, publicatiejaar, et cetera. |
De definitie van parafraseren is andermans idee in je eigen woorden uitdrukken. Het doel is de betekenis van de oorspronkelijke tekst behouden zonder de tekst woordelijk te kopiëren (citeren).
Hierdoor blijft je eigen stem dominant en laat je zien dat je de inhoud hebt begrepen. Je parafraseert vaker dan dat je citeert.
Citeren is het letterlijk kopiëren van andermans woorden. Dit kan een zinsdeel, een zin of een alinea zijn. Hierbij is het belangrijk dat je de geciteerde tekst tussen aanhalingstekens plaatst en dat je correct verwijst naar de originele auteur(s) in de tekst en in de literatuurlijst.
Een samenvatting van een bron is een beknopt, maar volledig overzicht van de inhoud van een bron, geschreven in je eigen woorden. Een samenvatting is veel korter dan de tekst waaruit de informatie is overgenomen.
Een samenvatting is een volledige of gedeeltelijke beschrijving van een bron. Dit is iets anders dan parafraseren. Dat houdt namelijk in dat je slechts een gedeelte van een tekst in je eigen woorden uitlegt. Dat gedeelte heeft vaak ongeveer dezelfde lengte als de brontekst.
Behandel je argumenten voor je essay in een logische volgorde. Je kunt je argumenten (voor en tegen) op verschillende manieren in een logische volgorde presenteren:
De conclusie van je essay eindig je met een krachtige slotzin om je lezer nog meer te overtuigen, aan het denken te zetten of aan te sporen tot actie. Je slotzin kan zijn:
Het is altijd ons doel om de Knowledge Base te verbeteren. Als je een idee hebt voor een nieuw onderwerp waarover we zouden moeten schrijven of als je een foutje ontdekt in een van onze artikelen, kun je ons dit laten weten door te mailen naar [email protected].
Ja! We zien graag dat docenten onze materialen gebruiken, en we hebben sommige artikelen omgezet in kant-en-klare collegeslides!
De materialen op Scribbr mogen gratis getoond, aangepast en verspreid worden tijdens colleges of geüpload worden in leeromgevingen, zoals Blackboard en Brightspace. We vragen je alleen om te verwijzen naar Scribbr als je onze materialen gebruikt.
De Knowledge Base is er voor iedere student. Of je nu je eerste essay schrijft, bezig bent met je bachelor- of masterscriptie of een PhD-onderzoek doet: wij helpen je!
De Scribbr Knowledge Base is een verzameling van gratis hulpmiddelen om jou te helpen met onderzoek, academisch schrijven en de bronvermelding. Iedere week publiceren we handige stappenplannen, duidelijke voorbeelden, simpele templates, leuke video’s, en meer.
Een voetnoot kan om meerdere redenen worden gebruikt. De belangrijkste doelen zijn de volgende:
Een ghostwriter (spookschrijver) is iemand die een tekst schrijft voor iemand anders, vaak tegen betaling. Zelfs als iemand hiervoor betaald wordt, valt dit onder plagiaat en fraude. Het is dan ook niet toegestaan om je scriptie of andere opdrachten te laten ghostwriten.
Een docent kan bij twijfel de examencommissie inschakelen, bijvoorbeeld als je werk sterk afwijkt van andere opdrachten.
Over het algemeen zul je in je scriptie meer parafraseren dan citeren. Dat heeft de volgende drie redenen:
Je moet zeer nauwkeurig verwijzen naar bronnen in een literatuurstudie, zodat je geen (onbedoeld) plagiaat pleegt.
Veel onderwijsinstellingen gebruiken de APA-stijl. Gebruik bijvoorbeeld de gratis Scribbr APA Generator om snel de juiste verwijzingen en bronvermeldingen te genereren.
Naast de Knowledge Base biedt Scribbr nog vele andere tools en diensten aan om jou te helpen met onderzoek, academisch schrijven en bronvermelding:
Kom je ergens niet uit? Geen probleem, wij staan altijd voor je klaar.
Ons team helpt studenten afstuderen met de:
De Scribbr Bronnengenerator is ontwikkeld met behulp van het open-source Citation Style Language (CSL)-project en Frank Bennett’s citeproc-js. Het is dezelfde technologie die wordt gebruikt door tientallen andere populaire bronnengenerators, waaronder Mendeley en Zotero.
Je kunt alle citatiestijlen en talen vinden die in de Scribbr Citation Generator worden gebruikt in onze openbaar toegankelijke repository op Github.
De Scribbr Plagiaat Checker maakt gebruik van elementen van Turnitins Similarity Checker, namelijk de plagiaatdetectiesoftware en de Internet Archive and Premium Scholarly Publications content databases.
Scribbr is gespecialiseerd in het controleren van studiegerelateerde documenten (mbo, hbo, wo en postdoc). We kijken de volgende soorten teksten na:
Wij controleren geen commerciële teksten zoals boeken of webpagina’s.