Hoe herken je een voltooid deelwoord?

Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden wordt meestal gevormd door het prefix ge-, ver- of be- aan het werkwoord toe te voegen en door een –d of een –t aan het einde van het werkwoord te plakken, zoals bij ge-werk-t of be-antwoor-d.

Ook staat er een hulpwerkwoord in de zin (een vorm van “hebben” of “zijn”).