In welke opzichten zijn inhoudsvaliditeit en indruksvaliditeit vergelijkbaar?

Indruksvaliditeit (face validity) en inhoudsvaliditeit (content validity) lijken in zoverre op elkaar dat ze beide beoordelen hoe geschikt de inhoud van een meetinstrument is. Het verschil is dat de indruksvaliditeit (“validiteit op het eerste gezicht”) subjectief is, en de inhoud aan de oppervlakte beoordeelt, terwijl de inhoudsvaliditeit systematischer is.

Als een toets een sterke indruksvaliditeit heeft, zal iedereen het ermee eens zijn dat de vragen van de toets aan de oppervlakte lijken te meten wat ze beogen te meten.

Als je bijvoorbeeld onderzoek doet naar een wiskundetoets voor groep 8 die bestaat uit problemen waarbij leerlingen moeten optellen en vermenigvuldigen, zullen de meeste mensen het ermee eens zijn dat de toets een sterke indruksvaliditeit heeft (i.e., op het eerste gezicht komt de toets over als een valide toets).

Inhoudsvaliditeit, daarentegen, beoordeelt in welke mate een toets alle aspecten van een te meten construct meet. Het beoordelen van de inhoudsvaliditeit is systematischer en berust op evaluatie van elke vraag door experts, waarbij geanalyseerd wordt of elke vraag de aspecten dekt waarvoor de toets is ontworpen.

Een wiskundetoets voor groep 8 zou een hoge inhoudsvaliditeit hebben als de toets alle vaardigheden behandelt die in de klas zijn onderwezen. Experts (in dit geval wiskundeleraren) moeten de inhoudsvaliditeit beoordelen door de toets te vergelijken met de vooropgezette leerdoelen.