Hypothese opstellen in 4 simpele stappen (incl. voorbeeldhypothesen)

Een hypothese is een voorlopige stelling waarin je aangeeft wat je verwacht te vinden in je onderzoek. Vervolgens toets je deze hypothese met behulp van je wetenschappelijke onderzoek, zoals een experiment of correlationeel onderzoek. Je stelt de hypothese altijd op voordat je het onderzoek uitvoert.

Voorbeeld: Hypothese
Studenten die alle lessen bijwonen, behalen hogere cijfers dan studenten die niet alle lessen bijwonen.

Hoe formuleer je een hypothese?

1. Start met een hoofdvraag

De hoofdvraag (ook wel onderzoeksvraag genoemd) vormt de eerste stap. In veel scripties focust de hoofdvraag op de relatie tussen een onafhankelijke variabele of voorspellende variabele (oorzaak) en een afhankelijke variabele of responsvariabele (gevolg).

In hoeverre draagt het bijwonen van alle lessen bij aan de hoogte van het scriptiecijfer?

Als de hoofdvraag complexer is, kun je ook meerdere hypothesen opstellen om de hoofdvraag te beantwoorden.

Welke factoren beïnvloeden de hoogte van het cijfer van een scriptie?

Voor de bovenstaande hoofdvraag kun je bijvoorbeeld de volgende factoren (variabelen) onderzoeken: aantal bijgewoonde lessen, aantal bijeenkomsten met een begeleider en het gebruik van een scriptienakijkservice.

Voor iedere relatie die je onderzoekt, stel je een aparte hypothese op. Je kunt een visuele weergave maken van alle relaties die je wilt testen in de vorm van een conceptueel model.

2. Verricht oriënterend onderzoek

De hypothese – je verwachting van wat je gaat vinden in je onderzoek – is niet zomaar een gok. Je baseert deze verwachting op resultaten uit eerdere onderzoeken die je kunt vinden met deskresearch en literatuuronderzoek.

In de literatuur die je gebruikt om je hypothese op te stellen, hoeft niet precies hetzelfde te worden onderzocht als in je eigen onderzoek. Vaak kies je voor jouw eigen onderzoek namelijk een nieuwe invalshoek. In plaats daarvan kun je onderzoek gebruiken dat een vergelijkbaar probleem probeert te verklaren of waarin het probleem is onderzocht bij een andere doelgroep.

Een onderzoek dat aantoont dat het bijwonen van lessen kan bijdragen aan hogere tentamencijfers kan worden gebruikt voor een hypothese over de relatie tussen het bijwonen van lessen en scriptiecijfers.

3. Formuleer een voorlopig antwoord

Na je literatuurstudie zou je een goed idee moeten hebben van de resultaten die je kunt verwachten in je eigen onderzoek. Probeer nu duidelijk en beknopt je verwachting te formuleren.

Het bijwonen van lessen leidt tot hogere scriptiecijfers dan het niet bijwonen van lessen.

4. Formuleer je hypothese(n)

Je kunt je hypothese(n) op verschillende manieren formuleren, maar iedere hypothese bevat ten minste:

  • De variabelen die je onderzoekt
  • De groep die je bestudeert
  • De verwachte uitkomst

1. Oorzaak-gevolg
Bij het onderzoeken van een oorzaak-gevolgrelatie (causaliteit) kun je de hypothese in de vorm van een als-dan-constructie formuleren.

Als studenten alle lessen bijwonen, dan halen ze hogere scriptiecijfers.

2. Samenhang of effect
In veel wetenschappelijke onderzoeken wordt de samenhang of relatie tussen variabelen onderzocht. De hypothese kan dan nadruk leggen op het effect.

Het bijwonen van alle lessen door studenten heeft een positief effect op de hoogte van het scriptiecijfer.

3. Verschillen
Bij het vergelijken van twee of meer groepen, kan de hypothese nadruk leggen op de verschillen tussen deze groepen.

Studenten die alle lessen bijwonen, behalen hogere scriptiecijfers dan studenten die niet alle lessen bijwonen.

Hoeveel fouten bevat jouw scriptie?

De taalexperts van Scribbr verbeteren gemiddeld 150 fouten per 1000 woorden. Benieuwd wat er precies wordt verbeterd? Verschuif de cursor van links naar rechts!

Scriptie nakijken op taal

Toetsen van je hypothesen

Nadat je hypothesen zijn opgesteld, toets je of je verwachtingen juist of onjuist zijn. Als de onderzoeksresultaten overeenkomen met je verwachting, kun je de hypothese bevestigen (verifiëren). Als je verwachting niet wordt bevestigd, kun je de hypothese verwerpen (falsifiëren).

Hypothesen kun je toetsen met behulp van statistische analyses. Je werkt hierbij met een nulhypothese (H0) en een alternatieve hypothese (H1). De nulhypothese is de aanname dat er geen relatie bestaat tussen de variabelen die worden onderzocht. De alternatieve hypothese is dat er wel een relatie bestaat tussen de onderzochte variabelen.

Voorbeelden: Nulhypothesen versus alternatieve hypothesen

Onderzoeksvraag Hypothesen
Heeft logopedie een positief effect op de spreeksnelheid van iemand met afasie als gevolg van een beroerte? H0: Logopedie heeft geen positief effect op de spreeksnelheid van iemand met afasie als gevolg van een beroerte.
H1: Logopedie heeft wel een positief effect op de spreeksnelheid van iemand met afasie als gevolg van een beroerte.
Draagt vroegtijdige signalering van een taalontwikkelingsstoornis bij kinderen bij aan een betere taalvaardigheid als tiener? H0: Vroegtijdige signalering van een taalontwikkelingsstoornis bij kinderen draagt niet bij aan een betere taalvaardigheid als tiener.
H1: Vroegtijdige signalering van een taalontwikkelingsstoornis bij kinderen draagt wel bij aan een betere taalvaardigheid als tiener.
Dragen flexibele arbeidsomstandigheden bij aan een hogere werknemerstevredenheid? H0: Werknemers met flexibele arbeidsomstandigheden zijn even tevreden met hun werk als werknemers met vaste arbeidsomstandigheden.
H1: Werknemers met flexibele arbeidsomstandigheden zijn tevredener met hun werk dan werknemers met vaste arbeidsomstandigheden.
Hoe effectief is seksuele voorlichting in het voorkomen van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) bij jongeren? H0: Seksuele voorlichting heeft geen effect op het voorkomen van soa’s bij jongeren.
H1: Jongeren die seksuele voorlichting hebben gehad, hebben een kleinere kans om een soa op te lopen dan jongeren die geen voorlichting hebben gehad.
Hangt het dagelijks gebruik van sociale media door jongeren samen met het aantal depressies in deze leeftijdscategorie? H0: Er is geen relatie tussen het socialemediagebruik door jongeren en het aantal depressies in deze leeftijdscategorie.
H1: Jongeren die dagelijks sociale media gebruiken, lopen een groter risico op een depressie dan jongeren die niet dagelijks sociale media gebruiken.

Veelgestelde vragen

Wat is een hypothese?

Een hypothese is een voorlopige stelling waarin je aangeeft wat je verwacht te vinden in je onderzoek. Vervolgens test je deze hypothese met behulp van je wetenschappelijke onderzoek, zoals een experiment of correlationeel onderzoek. Je stelt de hypothese altijd op voordat je het onderzoek uitvoert.

Hoe formuleer je een hypothese?

Je kunt je hypothese(n) op verschillende manieren formuleren, maar iedere hypothese bevat ten minste:

  • De variabelen die je onderzoekt
  • De groep die je bestudeert
  • De verwachte uitkomst

Je formuleert eerst een hoofdvraag, waarna je oriënterend onderzoek uitvoert (vaak een literatuuronderzoek). Vervolgens formuleer je op basis van de literatuur een voorlopig antwoord.

Wat zijn een nulhypothese en alternatieve hypothese?

Bij statistische analyses voorspelt de nulhypothese (H0) altijd dat er geen effect of relatie tussen variabelen is, terwijl de alternatieve hypothese (H1) je verwachting van een effect of relatie uitdrukt.

Citeer dit Scribbr-artikel

Als je naar deze bron wilt verwijzen, kun je de bronvermelding kopiëren of op “Citeer dit Scribbr-artikel” klikken om de bronvermelding automatisch toe te voegen aan onze gratis Bronnengenerator.

Streefkerk, R. (2022, 28 december). Hypothese opstellen in 4 simpele stappen (incl. voorbeeldhypothesen). Scribbr. Geraadpleegd op 15 april 2024, van https://www.scribbr.nl/onderzoeksmethoden/hypothesen/

Wat vind jij van dit artikel?
Raimo Streefkerk

Raimo heeft een bachelor- en een masterdiploma en heeft verschillende scripties en verslagen geschreven. Hij deelt graag zijn kennis en ervaring door makkelijk te begrijpen en behulpzame artikelen te schrijven.